Examples of using "Voy" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom.
- Ik ga.
- Ik zal gaan.
Ik ga nu weg.
Ik ga niet.
Ik ga naar het werk.
Ik kom terug.
Ik ga maar eens.
Ik ga met u mee.
Ik zal gaan.
- Ik kom.
- Ik kom eraan.
Ik kom eraan!
Ja, ik kom dadelijk.
Ik ga ook.
Ik ga naar huis.
Ik ga een bad nemen.
Ik ga met u naar Hannover.
Ik ga naar bed.
Ik ga ermee door.
Dus kom ik voorbereid.
Daar gaan we.
Ik kom eraan, Dana.
Ik ga slapen.
Ja, ik kom dadelijk.
Ik ga nu weg.
Ik ga beginnen.
Ik ga naar het restaurant.
Ik zal werken.
Ik ga elk jaar.
Ik ga er alleen heen.
Ik ga een bad nemen.
Ik ga naar de dokter.
Ik ga.
Ik ga studeren.
Ik ga naar de bank.
Ik ga met Tom.
Ik ga op weg.
Ik ga uit.
- Ik ga het park binnen.
- Ik ga het park in.
- Ik ga naar het vliegveld.
- Ik ga naar de luchthaven.
Ik ga te voet.
Ik zal luisteren.
Ik zal lunchen.
Ik ga naar huis.
Ik ga terug.
Ik ga naar het werk.
Ik ga ook.
Ik ga naar de bioscoop.
Ik ga je verlaten.
Ik kom terug.
Ik zal wegrennen.
Ik ga douchen.
Ik ga naar het strand.
- Ik ga hem neerschieten.
- Ik ga hem neerknallen.
Ik ga tennis spelen.
Ik stap op.
Ik ga naar de winkel.
Ik ga Duits studeren.
Ik ga meteen aan de slag.
Ik zal je hulp nodig hebben.
Ik ga naar de markt, heb jij iets nodig?
Ik vertrek deze avond uit Tokio naar Osaka.
- Ik ga lopend naar school.
- Ik ga te voet naar school.