Examples of using "Espía" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben geen spion.
- Je bent een spion.
- U bent een spion.
U bent toch geen spion?
De man werd gearresteerd als spion.
Stop die spion in de kerker.
U bent toch geen spion?
- Eén van hen is een spion.
- Eén van hen is een spionne.
Ze werd ervan verdacht een spion te zijn.
Hij werd verdacht van spionage.
Zoals: je ontdekte enkel dat er een andere spion is
Ik geloof dat mijn vriend mijn e-mails bespioneert.