Examples of using "Hombre" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een man.
De mens is een wolf voor de mens.
Man: Geweldig.
- Wat een man.
- Wat een heer.
Jakkes!
Arme man.
Wat een kerel!
- Ik ben een man.
- Ik volg een man.
Vecht als een man!
De mens is een wolf voor de mens.
Wie is die man?
Ik ben een man.
De man keek me aan.
De man heeft gelijk.
- Wie is deze man?
- Wie is die man?
Deze man is dood.
De mens is een wolf voor de mens.
- Wie is deze man?
- Wie is die man?
Wie is die man?
Ik ben een man.
Wat een komische man!
Ik ben een man.
Man over boord!
Vecht als een man!
Hebt u deze man gezien?
De mens wikt, God beschikt.
Een mens moet werken.
- Ik ben een vrije man.
- Ik ben een vrije mens.
- Ik ben een vrij mens.
De man bloosde.
De mens is sterfelijk.
Ik heb de man zien springen.
De man is oud.
De man is naakt.
De man is jong.
Ik ben een realistisch mens.
Die man is gevaarlijk.
- Jakkes!
- Bah!
- Je bent een goede vent.
- U bent een goede mens.
De man is groot.
De man is groot.
Jij bent geen man.
De man heeft gelijk.
Wie is die man?
- Ken je die man?
- Kent u die man?
- Kennen jullie die man?
Die man wist te veel.
Een man naderde.
De man is sterk.
De man drinkt water.
Ik ben een onafhankelijke man.
De man is politieagent.
De man at brood.
Wie is die man?
Deze man is dood.
Ik staarde naar de man.
Luister niet naar de man.
Ieder mens is sterfelijk.
Zoek een leven, man.
Die man at brood.
- Jij bent een man.
- U bent een man.
Ik ben een schuchtere jongen.