Examples of using "разговариваю" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben aan het praten.
Ik praat in mijn slaap.
Ik ben aan het praten.
- Met wie spreek ik?
- Met wie praat ik?
Ik ben met Rocío aan het praten.
Ik praat tegen mezelf.
Ik praat met mijn kind.
Ik praat constant met mezelf.
Ik praat met haar op Facebook.
- Kijk me aan als ik tegen je praat.
- Kijk me aan als ik tegen je praat!
- Met wie spreek ik?
- Met wie praat ik?
- Kijk me aan als ik tegen je praat.
- Kijk me aan als ik tegen je praat!
Ik ben aan de telefoon.
Ik spreek Mari.
Wie is er aan het apparaat?
Ik praat tegen mezelf.
Ik praat niet tegen jou, maar tegen de aap.
- Ik praat niet tegen jou, maar tegen de aap.
- Ik spreek niet met u, maar met de aap.