Examples of using "ней" in a sentence and their dutch translations:
Ik sprak met haar.
Heb je haar gesproken?
Ik heb met haar gepraat.
Ze gaan met haar mee.
Wat heeft ze?
Dans met haar!
Denk aan haar.
- U moet voor haar zorgen.
- Je moet voor haar zorgen.
Hoe heb je haar leren kennen?
Hij was van plan met haar te trouwen.
Hij was van plan met haar te trouwen.
- Ik wil met haar spreken.
- Ik wil met haar praten.
Kun je haar in de gaten houden?
Ik wil haar leren kennen.
Wil je met haar trouwen?
Kijk. Een beetje voorzichtig met hem.
Ze draagt een blauwe jurk.
Hij is aardig tegen haar.
Ik ben met haar verloofd.
De hond kwam naar haar toe gelopen.
Ik ben vrienden geworden met haar.
Ik was het met haar eens.
- Behandel haar goed!
- Zorg goed voor haar!
Ik blijf bij haar.
Iedereen is over haar aan het praten.
Ik heb met haar gepraat.
Wat moet er van haar worden?
Wat vond je niet leuk aan haar?
Blijf bij haar in deze kamer.
Ik had haar nodig.
Ze proberen haar te contacteren.
Ik ga met haar praten.
Ik wilde gewoon met haar praten.
Vergeet haar.
Ga het halen.
Ik was alleen maar met haar aan het praten.
Weet je iets over haar?
Er groeien wingerds overheen.
Er zitten zo veel harsoliën in.
...en er zit nog een grote octopus naast haar.
maken transport makkelijker voor iedereen.
Ik wil seks met haar hebben.
Waarom kwam hij met haar?
Zij droeg een rode blouse.
Ze had een rode rok aan.
Ze droeg een zijden jurk.
Hij besliste om met haar te trouwen.
Wat is er mis met haar?
Mijn herinneringen van haar beginnen te verflauwen.
Hij beloofde met haar te trouwen.
Ik denk veel aan haar.
Ze heeft vandaag een witte jurk aan.
Het was leuk met haar te praten.
- Hij zette zich naast haar.
- Hij ging naast haar zitten.
- Ze droeg een wit kleed.
- Ze droeg een witte jurk.
Ik wil met haar uitgaan.
Hij zei haar voor altijd vaarwel.
Hij was van plan met haar te trouwen.
Ik weet alles van haar.
Vergeet haar.
Wat heb je met haar gedaan?
- Ik wil met haar spreken.
- Ik wil met haar praten.
Ik zal morgen met haar praten.
Ik woon naast haar.
Ik heb een leuk gesprek gehad met haar.
Ze had witte schoenen aan.
Hij wil met haar uitgaan.
Ze droeg een groene jurk.
Vergeet haar.
Ik wil met haar slapen.
Ga met haar mee.
Ze proberen haar te contacteren.
Ik had een lang gesprek met haar.
Ik wou dat ik haar gezien had.
Ik ken haar.