Examples of using "напротив" in a sentence and their dutch translations:
Ik sta voor de bakkerij.
Er staat een vreemde man voor het huis.
Zet een kruisje voor je naam.
Zijn huis staat tegenover het mijne.
Wie woont in het huis hiertegenover?
Wie woont in het huis hiertegenover?
of zo groot als de massa van 100 zonnen.
- Gij zijt jong. Ik daarentegen ben heel oud.
- Jij bent jong. Ik daarentegen, ben heel oud.
Er stond een grote boom voor mijn huis.
Voor mijn huis bevindt zich een boekhandel.
Recht over mijn huis is er een leuke patisserie.
- Hij zat tegenover mij.
- Hij zat voor mij.
De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.
Laten we elkaar ontmoeten voor het theater.
Integendeel, u spreekt werkelijk heel goed Engels.
Zo loopt die ene zwaar astmatische patiënt het grootste risico als je hem niet hoort.
Het postkantoor is recht tegenover de winkel.