Examples of using "находится" in a sentence and their dutch translations:
Waar is de Poolse ambassade?
Waar is de Zweedse ambassade?
- Het treinstation is dichtbij.
- Het station is dichtbij.
- Waar is Mississippi?
- Waar is de Mississippi?
Waar is het postkantoor?
Waar is de winkel?
Waar is de ingang?
Waar is Namibië?
De bibliotheek is naar rechts.
Waar ligt Boston?
Waar is de bibliotheek?
Waar is het ziekenhuis?
Waar is de markt?
Waar staat de kathedraal?
Waar is de ambassade?
Waar is de kerk?
Waar ligt Malta?
Waar is het postkantoor?
Waar is de hoofdstad van de Verenigde Staten van Amerika?
Waar is je school?
De school is verder dan het station.
Frankrijk ligt ten zuiden van Engeland.
Die is op de Mount Everest.
Rome ligt in Italië.
Waar is het dichtstbijzijnde museum?
Japan ligt in Azië.
Thailand ligt in Azië.
Italië ligt in Europa.
Het toilet bevindt zich achter de trap.
De tuin ligt achter het huis.
Is het kunstmuseum hier in de buurt?
Waar is de Hongaarse ambassade?
Waar is de Israëlische ambassade?
Waar is de Italiaanse ambassade?
Waar is de Russische ambassade?
Waar is de Amerikaanse ambassade?
Waar is de Franse ambassade?
Waar is de Chinese ambassade?
Damacus ligt in Syrië.
Tunesië ligt in Afrika.
Waar is de Japanse ambassade?
Waar is je school?
Waar is de dichtstbijzijnde kerk?
Waar is het dichtstbijzijnde restaurant?
Berlijn ligt in Duitsland.
Het hart bevindt zich in de borst.
Waar is de Mexicaanse ambassade?
Waar is de Duitse ambassade?
Moskou ligt in Rusland.
Waar is de dichtstbijzijnde winkel?
Waar is het winkelcentrum?
Mijn huis staat op een heuvel.
Excuseer, waar is het café?
Waar is de Australische ambassade?
Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?
Waar is je school?
Albanië ligt in Europa.
Barcelona ligt in Catalonië.
Waar is de bushalte?
Waar is de Australische ambassade?
- Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
- Mijn kantoor is op de vijfde verdieping.
zit namelijk tussen de oren.
Onder het ijs ligt het grondgesteente.
De bibliotheek is in het midden van de stad.
Frankrijk ligt in West-Europa.
De satelliet bevindt zich in een baan om de maan.
Waar is Parijs?
De wc is aan het einde van de gang.
Het park bevindt zich in het stadscentrum.
Waar is de bank?
De brug is in aanbouw.
Het gebouw is op het moment in aanbouw.
Mijn huis is dicht bij het park.