Examples of using "выиграть" in a sentence and their dutch translations:
- Wil je winnen?
- Willen jullie winnen?
Laat hen niet winnen.
Willen jullie winnen?
Tom kan niet winnen.
Wil je echt winnen?
Tom hoopte de eerste prijs te winnen.
Ik kon de eerste prijs winnen.
Laat mij ook eens een keertje winnen.
Ik wil winnen.
Ik ben van plan te winnen.
Tom maakt een goede kans de verkiezing te winnen.
Tom weet dat hij kan winnen.
Ik kan winnen.
Ik hoop dat het je zal lukken de prijs te winnen.
Ik wil gewoon winnen.
Ik had moeten winnen.
We willen gewoon winnen.
- U hoopte te winnen, nietwaar?
- Jullie hoopten te winnen, nietwaar?
Het is mogelijk elke veldslag te winnen en toch de oorlog te verliezen.
Bubba sneed gewoon de hoek af. En die slag hielp hem het toernooi te winnen.
We kunnen deze oorlog winnen.
Tom gelooft dat Maria kan winnen.
Ik denk niet dat Tom kan winnen.
En ik weet, dat ge dat niet alleen gedaan hebt om verkiezingen te winnen.
Denk je dat Tom enige kans heeft om te winnen?