Examples of using "может" in a sentence and their dutch translations:
Dat kan niet!
- Dat kan niet.
- Dat kan niet zo zijn.
Dat kan niet waar zijn!
Iedereen kan wel een foutje maken.
Misschien niet.
Tom kan spreken.
Het zou kunnen.
Tom kan morgen gaan.
Misschien gaat het sneeuwen.
Dat kan gebeuren.
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.
- Misschien is het waar.
- Misschien klopt dat.
- Kan iemand even helpen?
- Kan iemand helpen?
Kan hij het doen?
Dat kan niet waar zijn!
Het is onmogelijk.
Het kan duur zijn.
Misschien kan iemand anders ons helpen.
Misschien niet.
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
Misschien komen ze, misschien komen ze niet.
Het kan waar zijn of niet.
- Iedereen kan dat doen.
- Om het even wie kan dat doen.
- Dat kan iedereen doen.
- Dat kan om het even wie doen.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.
Misschien af en toe.
...kan het gezin eten.
Of niet.
De zee kan 's nachts...
...kan een zegen zijn.
Hij mag komen.
De baby kan lopen.
Iedereen kan fouten maken.
Kan noten bevatten.
Het werk kan wachten.
Kan het wachten?
- Roken kan dodelijk zijn.
- Roken kan doden.
- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.
Dat kan wachten.
Ongelofelijk!
Dat kan niet waar zijn!
Hij kan rennen.
Waarom meet je jouw lichaamstemperatuur niet?
Hij kan vliegen.
Tom kan helpen.
Zou het een virus kunnen zijn?
Wat denk je van een koffie?
- Waarom doe je je jas niet uit?
- Doe je jas maar uit.
Hij kan praten.
Iedereen mag deelnemen.
- Er kunnen overlappingen ontstaan.
- Overlappingen kunnen zich voordoen.
- Er kunnen overlappingen optreden.
- Het avondeten kan wachten.
- Het diner kan wachten.
- Misschien.
- Wellicht.
- Eventueel.
Een vogel kan vliegen.
Misschien houdt Tom van jou.
Misschien was hij ziek.
- Niemand kan je helpen.
- Niemand kan u helpen.
- Niemand kan jullie helpen.
Dat kan niet waar zijn.
- Tom kan je niet helpen.
- Tom kan u niet helpen.
- Tom kan jullie niet helpen.
Misschien heb je wel gelijk.
Hij kan niet ontsnappen, maar wel terugvechten...
Ik zou het inderdaad mis kunnen hebben.
Mijn moeder kan niet komen.
Ook een leraar maakt al eens een fout.
Misschien was hij ziek.
- Iedereen kan dat doen.
- Om het even wie kan dat doen.
Het kan vanavond sneeuwen.
Misschien hebben ze honger.
Misschien de volgende keer!
Het gaat misschien regenen.
Iedereen kan dat doen.
Hij kan je niet helpen.
Niemand kan u helpen.
Het kan leverschade veroorzaken.
Het kan nierfalen veroorzaken.
Nou, je zou gelijk kunnen hebben.
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.