Translation of "Voltará" in Dutch

Ele voltará.

- Hij zal terugkomen.
- Hij komt terug.

Quando você voltará para casa?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

- Ele vai voltar.
- Ele voltará.

Hij komt terug.

Ele voltará em dez minutos.

- Hij zal over tien minuten terug zijn.
- Hij is over tien minuten terug.

Aposto que tio Alfredo voltará.

Ik wed dat onkel Alfred terugkomt.

Quando você voltará de Boston?

Wanneer kom je terug uit Boston?

A que horas você voltará?

Hoe laat kom je terug?

Ela voltará antes de uma semana.

Ze is binnen een week terug.

Tenho certeza de que ela logo voltará.

Ik weet zeker dat ze snel terugkomt.

Voltará em vinte e cinco de janeiro.

Op 25 januari zal hij terugkomen.

Eu não sei quando minha mão voltará.

Ik weet niet wanneer mijn moeder terug zal komen.

Deixe-me saber quando você voltará para casa.

Laat mij weten wanneer ge terug naar huis komt.

Tom voltará para casa no dia 20 de outubro.

Tom komt op 20 oktober weer thuis.

- Quando vai voltar para a escola?
- Quando voltará para a escola?
- Quando você vai voltar para a escola?
- Quando você voltará para a escola?

- Wanneer zal je terugkomen naar school?
- Wanneer kom je terug naar school?

- Quando vai voltar para a escola?
- Quando voltará para a escola?

- Wanneer zal je terugkomen naar school?
- Wanneer kom je terug naar school?

Quero que o senhor diga que não voltará para a Austrália.

Ik wil dat u zegt dat u niet terug zult gaan naar Australië.

- Ele estará de volta em dez minutos.
- Ele voltará em dez minutos.

- Hij zal over tien minuten terug zijn.
- Hij is over tien minuten terug.