Examples of using "Vai" in a sentence and their dutch translations:
- Ga je gang.
- Ga!
- Ga je gang!
- Ga maar.
- Ga jij maar.
- Aan de slag.
- Vertrek maar.
- Gaat uw gang.
Wie rustig gaat, gaat gemakkelijk.
- Het zal werken.
- Het zal functioneren.
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?
Gaat u of blijft u?
Wat gaat het kosten?
Hoe gaat het werk? -Oké.
- Niemand zal het merken.
- Niemand zal het opmerken.
Je zal er zijn, niet?
Het gaat regenen.
Stap je af?
Ga slapen.
- Kom op!
- Dat meen je niet!
- Zal je gaan?
- Zult u gaan?
- Zullen jullie gaan?
Het gaat sneeuwen.
Wie zal gaan?
Ga Tom zoeken.
Dat speelt geen rol.
- Dat zal € 30,- kosten.
- Dat wordt dan 30 euro.
Welk team zal winnen?
Zal je hen helpen?
Alles komt goed.
Wanneer zal dat ophouden?
Morgen gaat het sneeuwen.
- Krijg de tering!
- Krijg de klere!
- Krijg de kanker!
- Hoe is het met uw familie?
- Hoe gaat het met je gezin?
Dit wordt moeilijk.
Wacht even, rustig.
Ga weg.
Wat wordt het?
Hoe is het met Maria?
- Zal hij sterven?
- Zal zij sterven?
- Gaat hij dood?
- Gaat zij dood?
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
Ben je al weg?
Niemand komt erachter.
Er zal niets gebeuren.
Tom wacht wel even.
Tom zal het begrijpen.
Tom zal blijven.
Tom gaat verliezen.
Tom zal het weten.
- Tom zal sterven.
- Tom zal doodgaan.
Tom zal huilen.
- Tom zal praten.
- Tom zal spreken.
Wie gaat er rijden?
Rot op!
- Het gaat sneeuwen vandaag.
- Het gaat vandaag sneeuwen.
Hij zal klaar staan.
- Ga je dan niet?
- Wil je niet gaan?
Dat volstaat.
- Het zal waarschijnlijk regenen.
- Waarschijnlijk regent het.
Het zal geen pijn doen.
Hij zal wachten.
Zij zal sterven.
Het wordt ruw.
Tom zal rijden.
Tom zal gehoorzamen.
Wie begint?
Tom zal verbeteren.
Tom zal luisteren.
Het komt wel goed.
Je zult wachten.
Het zal je plezieren.
Het zal bewolkt zijn.
Hé, waar ga je heen?
Tom zal proberen.
Dat zal helpen.
Ga voor hulp.
Morgen gaat het sneeuwen.
- Rot op!
- Hoepel op!
Ga weg!
Gaat hij het overleven?
Tom gaat als eerste.
Zullen jullie op me wachten?
Niemand komt erachter.
Dit ruikt niet fris, maar het helpt me afkoelen.
Morgen voetbalt hij.
Je zal spoedig genezen.
Gaat deze bus naar het station?
- Rot op!
- Krijg de tering!
- Krijg de klere!
- Val dood!
- Krijg de kanker!
Daar moeten we het maar mee doen.
Als je te veel eet, word je dik.