Examples of using "Princesa" in a sentence and their dutch translations:
De prinses wacht.
Er was eens een mooie prinses ...
Deze prinses is in het kasteel.
Ze droomde ervan om een prinses te zijn.
- Gij zijt mijn prinses.
- Jij bent mijn prinses.
Er was eens een mooie prinses ...
Hij moest de prinses redden.
Tom behandelt me als een prinses.
Een koningsdochter kwam zelf naar hem toe.
De prinses verkleedde zich als een eenvoudige herderin.
De prinses reed in een gouden koets.
De prinses stond bij de piano.
Ik denk dat ik in een vorig leven een princes was.
- De prinses werd onmiddellijk op de prins verliefd.
- De prinses werd meteen verliefd op de prins.
- De prinses werd op slag verliefd op de prins.
Je zei me dat ik een princes was.
Iedereen behandelde haar als een prinses.
De koningsdochter gaf aan haar geliefde een met goud beklede sabel.