Examples of using "Esperando" in a sentence and their dutch translations:
Ik wacht af.
Tom wacht.
Ik wacht af.
We blijven hopen.
Op wie wacht je?
Ik wacht op een vriendin van me.
- Ze wachten op je.
- Ze wachten op jullie.
- Je gasten wachten.
- Uw gasten wachten.
- Jullie gasten wachten.
Ze waren aan het wachten op ons.
Op wie was Tom aan het wachten?
Hoeveel personen verwacht u?
- Ze wachten.
- Zij wachten.
- We wachtten.
- We waren aan het wachten.
Ik wacht al uren lang.
We zijn nog steeds aan het wachten.
Ik wacht op mijn moeder.
Hij wacht wel op je.
Ik hoopte dat ik je zou vinden.
Hij zal op je wachten.
Ik sta op de bus te wachten.
Ik wacht op goedkeuring.
Waarop wachten we nu?
Op wie wacht je?
Zij wachten op ons.
- Wie verwacht je?
- Op wie wacht ge?
- Op wie wacht je?
- Ik verwachtte u.
- Ik verwachtte jullie.
- Ik was op jullie aan het wachten.
De prins is aan het wachten.
De prinses wacht.
Er wacht een taxi.
Wacht je op Tom?
We wachten op onze moeder.
Ik wacht op mijn beurt.
- Waar wacht je op?
- Waar wachten jullie op?
- Waar wacht u op?
- Waarop wachten jullie?
- Iedereen wacht op je.
- Iedereen wacht op u.
- Iedereen wacht op jullie.
Ik wacht op mijn vriendin.
Ik verwacht een brief van haar.
Ik wil Tom niet laten wachten.
- Ben je ergens op aan het wachten?
- Wacht je ergens op?
Ik hoopte dat ik je zou vinden.
Ik wacht op goedkeuring.
Waarop wachten jullie?
Tom wacht op het vliegveld.
Ik wacht op iemand om me te helpen.
Zij wacht.
Wachten jullie op ons?
Ze is nu op je aan het wachten.
Hierop was ik aan het wachten.
Ik wacht op de trein.
Tom staat bij de bushalte te wachten.
Ze zijn vast op je aan het wachten.
Ik wacht op een zeer belangrijk telefoontje.
Je wil haar niet laten wachten!
Ik wacht op mijn vriend.
Welkom, John! We waren op jou aan het wachten.
Wij verwachten onze gasten vanavond.
Tom wacht op ons in het park.
- Hij liet me expres wachten.
- Hij liet me met opzet wachten.
Hij heeft mij een uur laten wachten.
- Mike is beneden aan het wachten.
- Mike wacht beneden.
Mijn studenten wachten op mij.
Tom zei dat ze op hem zaten te wachten.
Hij heeft me lang laten wachten.
Tom en Mary wachten op de bus.
Tom staat bij de bushalte te wachten.
- Waar wacht je op?
- Waar wacht u op?
- Waarop wachten jullie?
Ik had dat echt niet van jou verwacht.
- Ik wacht al uren lang.
- Ik wacht al urenlang.
Tom wacht op ons in zijn kantoor.
Wat hoopten jullie te vinden?
Kom, Emilia! Je vader wacht op jou.
Ik ben al een uur op de bus aan het wachten.
Ik hoopte Tom te verrassen.
Ik spreek Esperanto en Russisch.
Ik moet gaan want iemand wacht op me buiten.
Ik wacht op de trein.
- Tom kwam naar Boston en hoopte dat hij een job kon vinden.
- Tom kwam naar Boston en hoopte dat hij wat werk kon vinden.
Jim is boos omdat zijn vriendin hem liet zitten bij hun filmafspraakje. Hij stond wel een uur in de regen op haar te wachten.