Examples of using "Perto" in a sentence and their dutch translations:
- Ze wonen vlakbij.
- Ze wonen in de buurt.
- Ze wonen dichtbij.
Dat scheelde maar een haartje!
Het is dichtbij.
Blijf dichtbij.
- Ze wonen vlakbij.
- Ze wonen in de buurt.
- Ze wonen dichtbij.
Kijk dichterbij.
Ik woon hier in de buurt.
Ze woont vlakbij.
Kijk goed.
Kijk goed.
We wonen dicht bij het station.
- Is er een jeugdherberg hier in de omgeving?
- Is er hier een jeugdherberg in de buurt?
We zijn zo dicht bij het dorp.
- Mijn woning is nabij.
- Mijn flat is nabij.
- Mijn appartement is dichtbij.
Ik woon hier in de buurt.
- Woont hij in de buurt?
- Woont hij hier in de buurt?
Ik ben dicht bij de brug.
- Het treinstation is dichtbij.
- Het station is dichtbij.
- Woon je in de buurt?
- Woon je hier in de buurt?
Ze woont vlakbij.
Is er een toilet vlakbij?
We wonen in de buurt van de school.
Ik woon hier in de buurt.
Niemand kwam bij hem in de buurt.
Ik woon naast haar.
Blijf dicht bij mij.
We wonen dicht bij het station.
Er is een vrouwtje in de buurt.
We wonen in de buurt van de grens.
Is er hier een McDonald's in de buurt?
- Is er een toilet vlakbij?
- Is er hier ergens een toilet?
Ik ben in de buurt van het station.
Zij wonen dicht bij de school.
Mijn appartement is niet ver van hier.
Is er hier een bioscoop in de buurt?
Het ziekenhuis is hier dichtbij.
Kerst komt eraan, nietwaar?
- Ik groeide op in de buurt van een rivier.
- Ik ben opgegroeid in de buurt van een rivier.
De post is hier dichtbij.
Volg hen dichtbij.
Wij wonen dicht bij de zee.
Blijf uit de buurt van die man.
Ik woonde vroeger in de buurt van Tom.
Is er een bank niet ver van hier?
Is er een ziekenhuis dichtbij?
Tom woont vlak bij de luchthaven.
Is er een ziekenhuis dichtbij?
Mijn oom woont in de buurt van de school.
Er is een kerk dicht bij mijn huis.
- Er is een kerk dicht bij mijn huis.
- Er staat een kerk naast mijn huis.
Mijn huis is dicht bij het park.
Het is handig om zo dicht bij het station te wonen.
We zijn dichtbij en geven nooit op.
Ze merken dat er leeuwen zijn...
Een waarschuwing. Er dreigt gevaar.
Is er een bank in de buurt van het station?
Ligt het hotel dicht bij het vliegveld?
Er loopt een rivier langs het huis.
Mijn huis bevindt zich dicht bij de zee.
Onze school is dicht bij het station.
- Ken zette zich naast mij.
- Ken zat naast me.
Ligt Duitsland in de buurt van Italië?
We kozen een hotel dicht bij de musea.
Mijn oom woont in de buurt van de school.
Japan ligt dicht bij China.
De stoel staat dicht bij de deur.
- Mijn huis is dicht bij de school.
- Mijn huis ligt dicht bij de school.
Zijn er hier steden met festivals in de buurt?
Ik woonde nabij een park.
Is de bioscoop dicht bij het station?
- Tom werkt in een dichtbij hospitaal.
- Tom werkt in een ziekenhuis hier vlakbij.
Mijn huis staat dicht bij de supermarkt.
De vakantie is bijna voorbij.
Maar met zo veel moeders in de buurt...
De fiets bij de deur is van mij.
We wonen in de buurt van een grote bibliotheek.
Ik voel me op m'n gemak bij Tom.