Examples of using "Moro" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon alleen.
- Nu woon ik hier.
- Ik woon nu hier.
Ik woon in Boston.
Ik woon in Brazilië.
Ik woon in Rio.
Ik woon hier.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon hier.
Ik woon in Sarajevo.
Ik woon in Athene.
Ik woon in dit hotel.
Ik woon in een stad.
Ik woon in de stad.
Nu woon ik hier.
Ik woon in Maastricht.
Ik verblijf in een klein pensionnetje.
Ik woon niet in Finland.
Ik woon niet in Helsinki.
Ik woon in een oud huis.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Ik woon op het platteland.
Ik woon momenteel in Boston.
Weet je waar ik woon?
Ik woon in Kakogawa.
Ik woon op de vijfde verdieping.
Ik woon in Tbilisi.
Ik woon in Japan.
- Ik woon op Malta.
- Ik woon in Malta.
Ik woon in Turkije.
Ik woon in de Verenigde Staten.
Ik woon in Kanton.
Ik woon in Kobe.
Ik woon hier in de buurt.
- Ik woon in deze wijk.
- Ik woon in deze buurt.
Ik woon in İzmir.
Ik woon in Helsinki.
Ik woon in Tonga.
Ik woon in Warschau.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon in Hongarije.
Ik woon hier niet.
Ik woon in Boekarest.
Ik woon in Qatar.
Ik woon naast haar.
Ik woon in Caïro.
Ik leef op deze planeet.
Ik woon in Montenegro.
Ik woon in Parma.
Ik woon in Yokohama.
Ik woon in Australië.
Ik woon niet in Australië.
Ik woon niet in Finland.
Ik woon in Boston.
Ik woon in de stad.
Ik woon niet meer in Boston.
Ik woon en werk in Mexico.
Ik woon hier met mijn ouders.
Weet u waar ik woon?
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Weet je waar ik woon?
Ik woon in een landelijk gebied.
Ik woon niet in Finland.
- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op de eerste verdieping.
Ik woon in een gigantische emmer.
Ik woon nu in Kyoto.
Ik woon nu in Boston.
Ik woon en werk hier.
Ik woon niet in de stad.
Ik woon in een appartement.
Ik woon nog steeds in Boston.
Ik woon niet in deze buurt.
"Waar woon jij?" "Ik woon in Tokio."