Examples of using "Fora" in a sentence and their dutch translations:
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!
Wacht buiten.
- Scheer je weg!
- Weg!
- Wegwezen!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!
- Opzij.
- Opschuiven.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.
Ik zal buiten wachten.
Het is koud buiten.
Hoepel op!
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.
Het is koud buiten.
Geen sprake van!
Hij studeerde in het buitenland.
- Houdt u zich daarbuiten!
- Bemoei je er niet mee!
Kom naar buiten.
- Hou je erbuiten.
- Houdt u zich daarbuiten!
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Het is buiten pikzwart.
- Het is helemaal donker buiten.
Hij speelt buiten.
- Je kan dit maar beter weggooien.
- U zou dit moeten weggooien.
Het wordt donker buiten.
Het is donker buiten.
Ik hoor voetstappen buiten.
Het sneeuwt buiten.
Gooi het gewoon weg.
Het is koud buiten.
- Ze staan buiten.
- Zij staan buiten.
Tom is buiten.
- Ik wil buiten eten vanavond.
- Ik wil vandaag uit eten gaan.
We waren buiten.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
- Het is helemaal donker buiten.
We zijn buiten gevaar.
Laten we buiten praten!
Het is winderig buiten.
Ik gooide de schoenen weg.
Het wordt donker buiten.
Laten we buiten spelen.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
- Het is helemaal donker buiten.
Laten we uit eten gaan vanavond.
- Ik wil buiten eten vanavond.
- Ik wil vandaag uit eten gaan.
Tom was de hele dag buiten.
Hij is buiten aan het wandelen.
Het was pikdonker buiten.
- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.
Ik zal buiten wachten.
Hij is de stad uit.
Hij woont buiten de stad.
Daar komt niets van in!
Hij gooide de banaan weg.
Kom binnen. Het is koud buiten.
Mag ik naar buiten?
Ik ben te lang weggebleven.
Ik stond buiten.
- Hij is van huis weg.
- Hij is het huis uit.
Het wordt donker buiten.
Willen jullie vandaag dineren?
Buiten is een bewaker.
Tom speelt buiten.
Wacht alstublieft buiten het huis.
Tom is nog steeds buiten.
Gooi dit tijdschrift niet weg.
Buiten is het helemaal donker.
Gooi dit alsjeblieft weg.
- Niets was niet op zijn plaats.
- Niets was misplaatst.
Alles in deze kamer gaat weg.
Ze reisde nooit naar het buitenland.
- Daar is de deur!
- Ga de deur uit!
Ik wil dat je naar buiten gaat.
De lift werkt vandaag niet.
Doe je jas aan. Het is koud buiten.
Hoeveel keer per week eet je buiten de deur?
Eet u nog altijd iedere maandag buiten de deur?
...bevindt zich buiten haar brein, in haar armen.
Buiten wordt het steeds lichter.
Het lijkt buiten warm te zijn.
- Rot op.
- Wegwezen.
- Donder op.
- Hoepel op.
De machine is buiten bedrijf.
Wat dacht je ervan om vanavond uit eten te gaan?
Ik liet de kat buitenshuis.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
Spartelen als een vis op het droge.
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Buiten!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Kom eruit.
- Weg met jou!
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.
Hoe lang was u buiten?
De situatie loopt uit de hand.
Iedereen houdt van luieren.
Tom hoorde buiten iets.
De server was uitgevallen.
Deze telefoon doet het niet.
- De lift is buiten werking.
- De lift is kapot.
- Hoe dikwijls ga jij uit eten?
- Hoe dikwijls gaan jullie uit eten?
- Hoe dikwijls gaat u uit eten?