Translation of "Frio" in Dutch

- Era frio?
- Estava frio?
- Estava fazendo frio?

Was het koud?

- Está frio.
- Faz frio.
- Está fazendo frio.

Het is koud.

- Estou com frio.
- Tenho frio.

Ik heb het koud.

- Faz frio.
- Está fazendo frio.

Het is koud.

- Uau, que frio!
- Eita, que frio!
- Caramba, que frio!

Waw, zo koud!

- Está muito frio.
- Está bastante frio.

Het is vrij koud.

Que frio!

Het is koud.

Sinto frio.

Ik voel de koude.

Está frio.

Het is koud.

Estava frio.

Het was koud.

Está frio?

Is het koud?

- Está fazendo frio hoje.
- Está frio hoje.

- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.

- Está fazendo muito frio.
- Está muito frio.

Het is heel koud.

- Fará muito frio.
- Vai fazer muito frio.

Het gaat vrij koud worden.

- Eu fiquei com frio.
- Fiquei com frio.

Ik had het koud.

- Nós estávamos com frio.
- Estávamos com frio.

We hadden het koud.

- Está fazendo frio.
- O tempo é frio agora.
- Agora o tempo está frio.
- O tempo está frio agora.

Het is koud weer momenteel.

- Está frio lá fora.
- É frio lá fora.

Het is koud buiten.

- Hoje está muito frio.
- Está muito frio hoje.

Het is vandaag ijskoud.

- Está frio lá fora.
- É frio lá fora.
- Está frio do lado de fora.
- É frio do lado de fora.

Het is koud buiten.

Está bastante frio.

Het is vrij koud.

Está muito frio.

- Het is vrij koud.
- Het is heel koud.

Estava frio ontem?

Was het gisteren koud?

Estou com frio.

Ik heb het koud.

Não está frio.

Het is niet koud.

Está fazendo frio.

Het is koud.

Estamos com frio.

We hebben het koud.

Estava frio ontem.

- Gisteren was het koud.
- Het was gisteren koud.

Está frio demais.

Het is te koud.

- Estou acostumado ao tempo frio.
- Eu tô acostumado com clima frio.
- Eu estou acostumado com o frio.

Ik ben gewend aan een koud klimaat.

Faz um frio glacial.

Het is ijskoud.

Você não sente frio?

Hebt ge het niet koud?

O café está frio.

De koffie is koud.

Vocês estão com frio?

Hebben jullie het koud?

Hoje está muito frio.

Het is vandaag ijskoud.

Faz frio na Alemanha?

Is het koud in Duitsland?

Está um pouco frio.

Het is een beetje koud.

Não está frio hoje.

Het is niet koud vandaag.

Está frio lá fora.

Het is koud buiten.

O gelo está frio?

Is het ijs koud?

Ontem estava terrivelmente frio.

Gisteren was het verschrikkelijk koud.

Hoje está fazendo frio.

- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.

Eu gosto do frio.

- Ik vind het fijn wanneer het koud is.
- Ik vind het leuk als het koud is.

Ô frio do cacete!

Het is verdomd koud!

Eles estão com frio.

Ze hebben het koud.

Está extremamente frio hoje.

Het is verschrikkelijk koud vandaag.

O gelo é frio.

IJs is koel.

Este quarto está frio.

Deze kamer is koud.

Estou com muito frio.

Ik heb het echt koud.

Está bem frio hoje.

Het is best koud vandaag.

Começa a fazer frio.

Het begon koud te worden.

Está fazendo frio hoje.

- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.

Quase morremos de frio.

We zijn bijna doodgevroren.

Eu estava com frio.

Ik had het koud.

Está muito frio hoje.

Het is verschrikkelijk koud vandaag.

- Está fria?
- Está frio?

Is het koud?

- Estou acostumado ao tempo frio.
- Eu tô acostumado com clima frio.

Ik ben gewend aan een koud klimaat.

E estou cheio de frio.

...en ik heb het vrij koud.

Essa noite fazia muito frio.

De nacht was zo koud.

Estou com frio nos pés.

- Ik heb koud aan de voeten.
- Mijn voeten zijn bevroren.

Estou acostumado ao tempo frio.

Ik ben gewend aan een koud klimaat.

Poxa, está muito frio hoje.

Tjonge, het is vandaag erg koud.

Não quero tomar chá frio.

Ik wil geen koude thee drinken.

Entre; está frio aí fora!

Kom binnen. Het is koud buiten.

Está muito frio esta noite.

Het is zo koud vanavond.

O Canadá tem clima frio.

Canada heeft een koud klimaat.

Hoje está um dia frio.

Vandaag is het koud.

Está um pouco frio hoje.

- Het is fris vandaag.
- Het is een beetje koud vandaag.

Esta manhã fazia muito frio.

- Deze morgen was het bitter koud.
- Vanmorgen was het heel koud.

Hoje não está tão frio.

Vandaag is het niet zo koud.

Vai fazer frio à noite.

Het wordt koud vanavond.

Quero algo frio para beber.

Ik wil iets kouds om te drinken.

Pela manhã fazia muito frio.

's Ochtends was het erg koud.

Estava frio ontem à noite.

- Gisteravond was het koud.
- Het was koud gisteravond.

Ontem não fazia muito frio.

Gisteren was het niet zo heel koud.

Você ainda está com frio?

Heb je het nog steeds koud?

Você não está com frio?

Heb je het niet koud?

- Vista o casaco. Está frio lá fora.
- Vista seu casaco. Faz frio lá fora.

Doe je jas aan. Het is koud buiten.