Examples of using "Dormiu" in a sentence and their dutch translations:
Niemand sliep.
Zij sliep.
Tom heeft geslapen.
Hij sliep.
Maria heeft geslapen.
De baby viel in slaap.
Heeft zij goed geslapen?
- Hebt ge goed geslapen?
- Heb je goed geslapen?
Tom versliep zich.
- Heb je met hem geslapen?
- Ben je met hem naar bed geweest?
- Hij heeft zich overslapen deze morgen.
- Hij heeft zich vanmorgen verslapen.
- Tom sliep.
- Tom was aan het slapen.
Heb je goed geslapen?
- Tom sliep op de luchtmatras.
- Tom sliep op een luchtbed.
- Tom sliep op de luchtmatras.
- Tom sliep op het luchtbed.
Tom viel in slaap op zijn werk.
- Hij heeft zich overslapen deze morgen.
- Hij heeft zich vanmorgen verslapen.
Tom sliep in een hangmat.
- Ze versliep zich.
- Ze heeft zich verslapen.
Sliepen jullie hier?
De kat sliep op de tafel.
Morgen, liefje! Heb je goed geslapen?
Tom sliep twaalf uur aan één stuk.
Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.
Gisterenavond sliep Tom als een blok.
Tom heeft gisterennacht in mijn huis geslapen.
Wanneer heb je voor het laatst op de grond geslapen?
Ik weet waar u vannacht geslapen hebt en met wie.
Dima sliep met 25 mannen in één nacht en bracht ze daarna om het leven.