Examples of using "Maria" in a sentence and their dutch translations:
- Maria rookte.
- Maria was aan het roken.
Tom haalde Mary op.
Tom vermeed Maria.
Ave Maria.
- Maria stierf.
- Maria is gestorven.
Maria klapte.
- Maria gilde.
- Maria heeft gegild.
Heeft Maria ondertekend?
Ga door, Maria.
Marie is gegroeid.
Maria heeft geslapen.
- Ik herkende Mary op het eerste gezicht.
- Ik herkende Maria op het eerste gezicht.
Mary is een ballerina.
Mary heeft onrealistische verwachtingen.
Maria is beeldschoon.
Maria heeft mij gezien.
Maria heeft ons gezien.
- Tom heeft Maria berispt.
- Tom berispte Maria.
- Maria is raar.
- Maria is vreemd.
Mary is zwanger.
Tom houdt van Maria.
Tom kent Maria.
Maria dronk.
- Maria won.
- Maria heeft gewonnen.
- Mary is een bibliothecaresse.
- Maria is bibliothecaresse.
Maria is prachtig.
Tom daagde Maria uit.
Tom feliciteerde Maria.
Tom heeft Maria vergeven.
Tom zag Maria.
- Tom juichte Maria toe.
- Tom moedigde Maria aan.
Tom haatte Maria.
- Maria is aan het leren.
- Maria leert.
Maria slaapt veel.
Maria is Roemeens.
Tom bedreigde Maria.
- Tom doodde Maria.
- Tom vermoorde Maria.
- Tom heeft Maria vermoord.
- Tom schopte Maria.
- Tom heeft Maria geschopt.
- Tom stelde Maria teleur.
- Tom heeft Maria teleurgesteld.
Maria is Duits.
Maria is een tachtiger.
Tom begroette Maria.
Ik heet Maria.
- Tom bedroog Maria.
- Tom heeft Maria bedrogen.
Maria geeft yogalessen.
- Mary werkt in een supermarkt.
- Mary werkt bij een supermarkt.
Maria heeft lang haar.
Maria heeft lang haar.
Maria heeft lang haar.
Ken je Maria al?
Maria is beeldschoon.
Maria heeft haar haar niet gewassen.
Mary kan Japans spreken.
Mary heeft grote ogen.
Mary probeerde Tom te troosten.
Vandaag is Maria treurig.
Mary wil lerares worden.
Maria filterde het water.
Maria vindt je leuk.
Tom beloofde dat hij Mary zou helpen.
- Mari is in Hongarije geweest.
- Mary was in Hongarije.
Maria heeft lang haar.
Ik hou nog steeds van Maria.
Tom wachtte tot Mary wegging.
Tom vond Maria leuk.
Is Maria jouw dochter?
Maria is mijn vrouw.
Maria draagt te veel make-up.
Maria versierde de taart.
Mary ziet paarse bloemen.
Maria heeft groene ogen.
Tom vindt Maria leuk.
Tom respecteert Maria niet.
Tom en Marie hebben gelachen.
Maria plukt sinaasappels.
Tom verstaat Mary niet.
Maria heeft blauwe ogen.
Tom lachte Maria uit.
Tom heeft met Maria geluncht.
Tom herkende Maria niet.
Mary kookt zonder zout.
Maria heeft lange wimpers.
Tom heeft geprobeerd om Mary te redden.