Examples of using "Demais" in a sentence and their dutch translations:
Niks bijzonders.
- Jullie werken te veel!
- Jullie werken te veel.
- Ze versliep zich.
- Ze heeft zich verslapen.
Je leest te veel.
Je praat te veel.
- Je bent te nerveus.
- Je bent te zenuwachtig.
- U bent te nerveus.
- U bent te zenuwachtig.
- Jullie zijn te nerveus.
- Jullie zijn te zenuwachtig.
We versliepen ons.
- Het is geweldig.
- Het is te gek.
- Het is super.
Te laat.
Te veel geld?
- Ik heb te veel gegeten.
- Ik at te veel.
Te duur!
Ik heb veel geslapen.
Te laat!
Dat is te duur.
Dat is te duur.
Het is nu te laat.
Je woont te ver weg.
Werk niet te veel, oké?
Tom is te oud.
Het is te klein.
Het is te warm.
Te veel zoetigheden maken dik.
Ik arriveerde te vroeg.
Ik arriveerde te laat.
Ik heb al te veel gezegd.
Dat was te veel.
Het was te makkelijk.
- Hij werkt te veel.
- Zij werkt te veel.
Te laat.
Je denkt te veel.
We hebben te veel lessen.
- Jullie werken te veel!
- Je werkt te veel.
- U werkt te veel.
- Jullie werken te veel.
Rook niet te veel.
Tom heeft te veel gegeten.
Dat is te veel.
Je zeurt te veel.
Tom werkt te veel.
Ik drink te veel!
U vraagt te veel.
Het is te luid.
- Ik heb me verslapen.
- Ik heb te veel geslapen.
Dat is te veel.
Het is te koud.
Tom heeft te veel gedronken.
- Hij drinkt te veel.
- Hij zuipt te veel.
Ik weet te veel.
Het is te vroeg.
Ik ween te veel.
Ik ben er te vroeg aangekomen.
- „Jij spreekt te veel”, zei hij.
- „Jij praat te veel”, zei hij.
Hij drinkt veel te veel bier.
Ik heb gister te veel bier gedronken.
Tom versliep zich.
Omdat het te groot is.
Ik ben te klein.
Ze is te zwak.
Het is nu te laat.
Je ziet er inderdaad moe uit.
Sorry, ik ben erg verdrietig.
- Ze zijn veel te kalm.
- Ze zijn veel te rustig.
Maria ging te ver.
Mijn broer praat te veel.
Denk er niet te veel over na.
Ze praat te veel.
Je weet al te veel.
Dit is te groot.
Het is al te laat.
Ik denk dat ik te veel gedronken heb.
Hij drinkt te veel koffie.
Werk niet te veel, oké?
- Hij heeft zich overslapen deze morgen.
- Hij heeft zich vanmorgen verslapen.
Mijn rok is te lang.
Ik ben bang dat we te laat zijn.
Te snel rijden is gevaarlijk.
Je visie is iets te optimistisch.
Die tv staat te hard.