Translation of "Budować" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Budować" in a sentence and their dutch translations:

Budować logiczny wywód,

dat ik een zaak beargumenteer,

Już zaczęliśmy je budować

We zijn met de bouw begonnen...

Żona pomaga mi budować drogi.

Mijn vrouw helpt me bij het bouwen van de wegen.

Niewiele firm potrafi budować pociski lub samoloty,

Veel bedrijven kunnen geen raketten of vliegtuigen bouwen,

Znacznie trudniej jest budować. Czy czegokolwiek żałujesz?

Het is veel moeilijker om op te bouwen. Heb je ergens spijt van?

Mówimy o tak małym kraju, że nawet musieli budować tamy, aby zyskać trochę

We hebben het over zo'n klein land, dat ze dijken moesten bouwen om