Examples of using "Żona" in a sentence and their dutch translations:
Mijn vrouw is Pools.
Mijn vrouw is een vegetariër.
- Hoe gaat het met je vrouw?
- Hoe gaat het met uw echtgenote?
Zijn vrouw is Franse.
Mijn vrouw probeert te slapen.
Mijn vrouw haat katten.
Mijn vrouw is arts.
Waar is mijn vrouw?
Mijn vrouw is Pools.
Mijn vrouw helpt me bij het bouwen van de wegen.
Hoe gaat het met je vrouw?
Zijn vrouw zit voortdurend aan zijn kop te zeuren.
Zijn vrouw komt uit Californië.
- Hoe gaat het met je vrouw?
- Hoe gaat het met uw echtgenote?
Ik ben de baas, niet mijn vrouw. Je bent de baas niet, schat.
Zijn vrouw is onze lerares Italiaans.
Mijn vrouw zal ook blij zijn u te zien.
Een man wiens echtgenote overleden is, heet een weduwnaar.
Hoe zou jij je voelen als je vrouw je zou verlaten?
Ik kon niet accepteren dat mijn vrouw echt dood was.
Meneer Petro en zijn vrouw houden veel van mijn kinderen; Ik hou ook veel van die van hen.