Examples of using "Tudtok" in a sentence and their dutch translations:
Spreken jullie Frans?
Kunnen jullie lezen?
Kunnen jullie me vergeven?
- Kan je blijven?
- Kunt u blijven?
- Kunnen jullie blijven?
- Kan je lezen?
- Kunnen jullie lezen?
- Kunt u lezen?
Ik hoop dat jullie kunnen komen.
Kan je komen?
- Wat kan je mij geven?
- Wat kunt u mij geven?
Zouden jullie ons kunnen helpen na school?
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
- Kunt u paardrijden?
Waarom kunnen jullie niet komen?
- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
Kan je ver kijken?
- Waarom kunt ge niet komen?
- Waarom kan je niet komen?
- Waarom kunnen jullie niet komen?
- Waarom kunt u niet komen?
Je weet iets, niet?
Het is zonde dat je niet kan komen.