Examples of using "Portugálul" in a sentence and their dutch translations:
Ik spreek Portugees.
Hij spreekt Portugees.
- Spreek je Portugees?
- Spreekt u Portugees?
Ik spreek Portugees.
Ik spreek geen Portugees.
Sinds wanneer is Jorge Portugees aan het leren?
- Waarom wil je Portugees leren?
- Waarom willen jullie Portugees leren?
Vanaf nu gaan we alleen nog Portugees praten.
Wat heeft je ertoe gebracht om Portugees te willen leren?
Mijn doel is dat je vloeiend Portugees spreekt op een aangename manier.