Examples of using "Tanul" in a sentence and their dutch translations:
Hij studeert.
Hij leert snel.
Ze studeert hard.
- Hij studeert Chinees.
- Hij leert Chinees.
Ze studeert Engels.
Zij studeert wiskunde.
- Maria is aan het leren.
- Maria leert.
- Hij leert Esperanto.
- Hij is Esperanto aan het leren.
Ze leert zwemmen.
- Waarom leert u Spaans?
- Waarom leren jullie Spaans?
Monica studeert heel hard.
Hij studeert landbouw.
Tom studeert Frans.
Carol studeert Spaans.
Tom leert te programmeren.
Hij studeert ook Chinees.
Tom studeert Frans.
Hij studeert geschiedenis aan de universiteit.
Een wijze leert uit zijn fouten.
Carol studeert Spaans.
Sinds wanneer is Jorge Portugees aan het leren?
Mijn kamergenoot studeert Chinees.
Mijn vriend leert Koreaans.
Mijn vriend leert Koreaans.
Een wijze leert uit zijn fouten.
- Het is nooit te laat om te leren.
- Niemand is te oud om te leren.
- Je bent nooit te oud om te leren.
- Men is nooit te oud om te leren.
Een vriend van mij studeert in het buitenland.
De meeste studenten studeren hard.
Tom studeert filosofie op de universiteit.
Je leert iedere dag iets nieuws.
Waarom studeer je?
- Het is nooit te laat om te leren.
- Niemand is te oud om te leren.
- Men is nooit te oud om te leren.
Volgende maand is het vijf jaar dat hij viool leert spelen.
...maar ik denk dat men meer leert van pijn en lijden...
Jaguars hebben uitstekend nachtzicht... ...dus het is het ideale moment om te leren jagen.