Examples of using "Nadrágot" in a sentence and their dutch translations:
Kan ik deze broek passen?
Hij deed een propere broek aan.
Hij had een rode broek aan.
Mijn broer heeft me een broek gegeven.
Droog de broek op de kachel.
- Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
- Wat zou ik aandoen: een broek of een rok?
Hij had een rode broek aan.
Zij heeft in dat huis de broek aan.
Hij droeg een rode broek.