Examples of using "öcsém" in a sentence and their dutch translations:
Hij is mijn broertje.
- Mijn jonge broer kijkt tv.
- Mijn broertje kijkt tv.
- Mijn broertje is tv aan het kijken.
Mijn jongere broer is groter dan ik.
Mijn broertje vroeg om geld.
Tom is mijn jongste broer.
Mijn jongere broer is groter dan ik.
Mijn broer woont in een klein dorpje.
Mijn broer is ingenieur.
- Mijn broer is professor.
- Mijn broer is een professor.
Mijn broer is ingenieur geworden.
Mijn broer kijkt tv.
Mijn broer kreeg meer cadeautjes bij kerst dan ik.
Hij is mijn broer.
Mijn broer is gezond.
Mijn broer is nu in Australië.
Mijn broer woont in San Diego.
Mijn zus is ouder dan mijn broer.
Mijn broer heeft me een broek gegeven.
Mijn broer werkt bij een bank.
- Mijn broer kan zeer snel lopen.
- Mijn broer kan heel hard lopen.
Ik heb een zus en een broer.
Hemeltjelief!