Examples of using "Gazdag" in a sentence and their dutch translations:
- U bent rijk.
- Jullie zijn rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.
- Ik wenste dat ik rijk was.
- Ik zou rijk willen zijn.
- Was ik maar rijk.
Van spektakel...
Mijn vader is rijk.
- U bent rijk.
- Jullie zijn rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.
Hij is rijk.
Ik ben rijk.
Ben je rijk?
Tom is rijk.
- Er wordt gezegd dat hij heel rijk is.
- Men zegt dat hij heel rijk is.
- Wil je rijk zijn?
- Willen jullie rijk zijn?
Hij wou rijk zijn.
Ik wil rijk zijn.
Japan is een rijk land.
- Tom is erg rijk.
- Tom is heel rijk.
Mijn kleermaker is rijk.
Ik ben niet rijk.
Ik zou graag rijk zijn.
Tom is een rijke man.
Je bent niet rijk.
Tom was rijk.
Haar man is rijk.
Ik weet dat je rijk bent.
Je bent rijk.
Tom was ooit rijk.
Mijn familie is niet rijk.
Ze trouwde met een rijke oude man.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
Tom zegt dat hij rijk is.
Er zullen altijd heel rijke mensen zijn.
Sinaasappels zijn rijk aan vitamine C.
- Iedereen weet dat je rijk bent.
- Iedereen weet dat u rijk bent.
- Iedereen weet dat jullie rijk zijn.
Ik hou niet van rijkelui.
Mijn familie is niet rijk.
Als ik rijk was, zou ik naar het buitenland gaan.
Hij is rijk. Hij heeft geen geld nodig.
Ze is noch rijk, noch beroemd.
Ze is er trots op dat haar man rijk is.
Tom zegt dat hij rijk is.
Ik ben arm. Jij bent rijk.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
Ze is noch rijk, noch beroemd.
- Ik was heel rijk, tot ik haar ontmoette.
- Ik was heel rijk tot ik haar leerde kennen.
Rijk is, wie aan niemand schuld heeft.
Jane deed altijd alsof ze rijk was.
Als hij niet lui geweest was, had hij rijk kunnen zijn.
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.
- Er waren eens een arme man en een rijke vrouw.
- Er was eens een arme man en een rijke vrouw.
- Er leefde eens een arme man en een rijke vrouw.
Ananas is rijk aan citroenzuur.
Tom is niet rijk.