Translation of "Autóval" in Dutch

Utazzunk autóval!

Laten we met de auto gaan.

Menjünk autóval!

Laten we met de auto gaan.

Autóval mentek Chicagoba.

Ze zijn met de auto naar Chicago gegaan.

Bostonba utazott autóval.

- Hij reed per auto naar Boston.
- Hij ging met de auto naar Boston.

- Menjünk kocsival.
- Menjünk autóval.

Laten we met de auto gaan.

Hol parkoltál az autóval?

Waar heb je de auto geparkeerd?

- Menjünk autóval!
- Menjünk kocsival!

Laten we met de auto gaan.

Tudomásom szerint autóval jön.

Voor zover ik weet komt hij met de auto.

Tom autóval ment iskolába.

Tom ging naar de rijschool.

Mivel már senki sem jár autóval,

want niemand rijdt nog auto --

- Elutazott Bostonba autóval.
- Kocsival ment Bostonba.

Hij ging met de auto naar Boston.

Jobban szeretek gyalogolni, mint autóval menni.

Ik ga liever te voet dan in een voertuig vervoerd te worden.

- Állítsd meg az autót!
- Állj meg az autóval.

- Hou die auto tegen!
- Stop de auto!

Túl részeg volt ahhoz, hogy ő vezessen haza autóval.

Hij was te dronken om naar huis te rijden.