Examples of using "Stell" in a sentence and their dutch translations:
Maak het af!
Stel je vraag.
Gelieve deze stoelen weg te zetten.
Zet de radio zachter.
Zet de muziek zachter!
Doe de kraan toe!
- Zet het geluid uit.
- Zet het geluid stil.
Stel niet zo veel vragen!
Bekijk het leven met een glimlach!
Leg het op tafel.
Zet je kopje op het schoteltje.
- Ik lees. Zet de televisie af!
- Ik lees. Zet de televisie uit!
Stel niet zulke moeilijke vragen aan me.
Stel hem niet zo'n vraag!
Zet de lamp op de tafel.
- Sta op en stel uzelf voor, alstublieft.
- Sta op en stel jezelf voor, alsjeblieft.
- Sta op en introduceer uzelf, alstublieft.
Hou je niet van de domme. Ik ken je!
Stel je voor, ook ik heb voorstellingsvermogen.
Zet de klok goed. Hij loopt tien minuten voor.
Zet de radio zachter.
Stel je even voor: hij is arts en toch rookt hij.
Stel een vraag!
Hoe doe je dat? Stel je voor dat je 2000 vingers hebt.
- Stel je vraag.
- Stel jullie vraag.
Stel alleen vragen die zijn te beantwoorden met "ja" of "nee".
Zorg ervoor dat de lezers de informatie zullen ontvangen die ze nodig hebben.
Zet de radio een beetje harder.
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
Zet de auto in de garage.
Zet de auto in de garage.
Zet de lamp op de tafel.
Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.
- Leg het boek terug waar het lag.
- Leg het boek terug waar het stond.
- Leg het boek terug waar het was.
Zet de auto in de garage.
Zet de televisie uit. Ik kan me niet concentreren.
- Haal die doos weg!
- Neem die doos hier vandaan!
Leg het op tafel.
Zet de auto in de garage.
Stel niet zo veel vragen!
Leg het op tafel.