Translation of "Fertig" in Dutch

- Fertig?
- Ist es fertig?

Is het klaar?

Fertig.

Gedaan.

Fertig!

Klaar!

Fertig?

Klaar?

- Sind Sie fertig?
- Bist du fertig?
- Seid ihr fertig?

Ben je klaar?

- Sind Sie fertig?
- Bist du fertig?

Ben je klaar?

Stellt fertig!

Maak het af!

Fertig heruntergeladen.

De download is compleet.

Stell fertig!

Maak het af!

- Bist du schon fertig?
- Seid ihr schon fertig?
- Sind Sie schon fertig?

Bent u al klaar?

- Achtung, fertig, los!
- Auf die Plätze, fertig, los!

- Op uw plaatsen, klaar, af!
- Op je plaats, klaar, af!

Ist jeder fertig?

Is iedereen klaar?

Bist du fertig?

Ben je klaar?

Achtung, fertig, los!

Klaar voor de start! Af!

Mittagessen ist fertig.

Lunch is klaar.

Ist es fertig?

- Is het klaar?
- Is het gedaan?

Ist alles fertig?

Is dat alles wat er is?

Ich bin fertig.

Ik ben klaar.

Tom wurde fertig.

- Tom is klaar.
- Tom eindigde.

Alles ist fertig.

Alles is klaar.

Seid ihr fertig?

Zijn jullie klaar?

- Bist du schon fertig?
- Seid ihr schon fertig?
- Sind Sie schon fertig?
- Hast du es schon gemacht?

- Bent u al klaar?
- Zijn jullie al klaar?

Auf die Plätze. Fertig.

Klaar voor de start...

Das Angelloch ist fertig.

We hebben een visgat.

Das Abendessen ist fertig.

Het avondeten is klaar.

Ist das Frühstück fertig?

Is het ontbijt klaar?

Mach dich schnell fertig!

Maak je snel klaar.

Ist meine Wäsche fertig?

Is mijn was klaar?

Ich bin schon fertig.

Ik ben al klaar.

Ist das Abendessen fertig?

Is het avondeten klaar?

Der Kaffee ist fertig.

De koffie is klaar.

Das Essen ist fertig.

Het eten is klaar.

Wir sind hier fertig.

We zijn hier klaar.

Sie sind nicht fertig.

Jullie zijn niet klaar.

Ich bin fast fertig.

Ik ben bijna klaar.

Seid ihr alle fertig?

Zijt ge allemaal klaar?

Wir sind fast fertig.

We zijn bijna klaar.

Es wird fertig sein.

Hij zal klaar staan.

Bist du schon fertig?

Ben je al klaar?

Ist das Mittagessen fertig?

Is het middageten klaar?

Das Frühstück ist fertig.

- Het ontbijt is klaar.
- Het ontbijt is gereed.

Er hat fertig gefrühstückt.

Hij is klaar met het ontbijt.

Seid ihr schon fertig?

Zijn jullie al klaar?

- Hast du das Buch fertig gelesen?
- Haben Sie das Buch fertig gelesen?
- Bist du fertig mit dem Buch?

Hebt ge het boek uitgelezen?

- Ich bin bereits fertig.
- Ich bin schon bereit.
- Ich bin schon fertig.

Ik ben al klaar.

- Meine Arbeit ist fast fertig.
- Meine Arbeit ist so gut wie fertig.

- Ik heb mijn werk bijna af.
- Mijn werk is bijna voltooid.

Das Abendessen ist fast fertig.

Het avondeten is bijna klaar.

Ich bin fertig zu gehen.

Ik ben klaar om te vertrekken.

Er wurde blitzschnell damit fertig.

Hij maakte het zo snel als de bliksem af.

Bist du noch nicht fertig?

Ben je nog niet klaar?

Meine Hausaufgabe ist fast fertig.

Mijn huiswerk is bijna klaar.

Die Arbeit ist beinahe fertig.

Het werk is bijna klaar.

Bist du mit Reden fertig?

Ben je klaar?

Ich werde schon damit fertig.

Ik kan het wel aan.

Wir sind fertig zum Gehen.

We zijn klaar om te gaan.

Wir sind fertig zum Losfahren.

We kunnen gaan wanneer je maar wilt.