Examples of using "Selben" in a sentence and their dutch translations:
We zitten in hetzelfde schuitje.
We werken in hetzelfde ziekenhuis.
We arriveerden tegelijkertijd.
We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.
We zijn op dezelfde dag geboren.
Tom en Mary werken in hetzelfde kantoor.
Tom en ik zijn op dezelfde dag geboren.
De wolf en het lam gingen naar dezelfde beek.
'Waarom gaan jullie elke dag naar dezelfde plek?'
Rie en ik gingen naar dezelfde school.
We arriveerden tegelijkertijd.
Het vlees van het geofferde dier moet nog dezelfde dag worden verdeeld.
We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.
We zijn op dezelfde dag geboren.
Rie en ik gingen naar dezelfde school.
In hetzelfde jaar trouwde Ney met Aglaé-Louise Auguié, een vriend van Josephine's dochter Hortense,
We zitten allemaal in hetzelfde schuitje.
Rie en ik gingen naar dezelfde school.
Al de jongens zijn even oud.