Examples of using "Rasch" in a sentence and their dutch translations:
- Zij leert snel.
- Ze leert snel.
snel en efficiënt uitvoerde .
Kom, schiet op! Het is dringend.
Hij leert snel.
Dat probleem moet men snel oplossen.
Tom liep snel de trap op.
Niet gek dat de populatie van de begraafplaats stijgt.
De gemeenschap heeft de nieuwelingen op korte tijd in zich opgenomen.
Weldra verzamelde zich een groepje rond de brandweerauto.
Tom hoopt dat Maria vlug weer beter zal zijn.
- Tijd verstrijkt snel.
- De tijd vliegt voorbij.
Slecht nieuws gaat snel.
Tom verloor al snel de interesse.