Examples of using "Problem" in a sentence and their dutch translations:
- Geen probleem!
- Geen probleem.
- Geen enkel probleem!
- Geen probleem!
- Geen probleem.
Geen probleem.
Is er een probleem?
Probleem opgelost!
Geen probleem!
Graag gedaan.
Jullie zijn een probleem.
We hebben het probleem besproken.
Wat is jouw probleem?
Het punt is --
Los het probleem op.
Geen enkel probleem!
Ik heb een probleem.
- Dat maakt het probleem alleen maar erger.
- Dat maakt het probleem alleen maar groter.
- Dat verergert alleen maar het probleem.
Niemand heeft het probleem opgelost.
Wie kent dit probleem niet!
Heb je het probleem kunnen oplossen?
Het probleem blijft onopgelost.
Ze bespreken het probleem.
- Dat is nu juist het probleem.
- Dat is waar het probleem ligt.
Ze bespreken het probleem.
Is er een probleem?
Wat is het probleem?
Het is een probleem.
Dat is geen probleem.
We hebben een probleem.
Wat was het probleem?
Hebben we een probleem?
We hebben geen probleem.
Wat is het probleem?
- Heb je een probleem?
- Hebt u een probleem?
Geen probleem.
Ik ken het probleem.
Dat is mijn probleem.
Is dat een probleem?
Jullie zijn een probleem.
Wij zijn het probleem.
Hij is het probleem.
Het is jouw probleem.
Het probleem is opgelost.
Zij onderzoeken het probleem.
- Geen probleem!
- Geen probleem.
Dat is zijn probleem.
Dat is een probleem.
Dan hebben we een probleem...
Het probleem blijft onopgelost.
Wat is er mis?
Het probleem is zo goed als afgehandeld.
Dat is geen probleem voor mij.