Translation of "Passierte" in Dutch

Was passierte ist,

Wat er gebeurde was --

Es passierte einfach.

Het gebeurde zomaar.

Hier passierte ein Verkehrsunfall.

Er was hier een verkeersongeval.

Und was passierte dann?

En wat gebeurde er toen?

Was passierte war schrecklich.

Wat gebeurde was verschrikkelijk.

Dies passierte jeden Herbst.

Dit gebeurde elke herfst.

Falls irgendetwas in Uruguay passierte,

Dat we voor de gebeurtenissen in Uruguay...

Es passierte alles sehr schnell.

Het is allemaal zo snel gebeurd.

- Was passierte?
- Was ist passiert?

- Wat is er gebeurd?
- Wat is er?

Was passierte mit unserer Bestellung?

Wat is er gebeurd met onze bestelling?

- Was passierte?
- Was ist geschehen?

Wat is er gebeurd?

Es passierte zwischen acht und zehn.

Het gebeurde tussen acht en tien uur.

Während unserer Reise passierte nichts Außergewöhnliches.

Er is niets bijzonders gebeurd tijdens onze reis.

- Es geschah einfach.
- Es passierte einfach.

Het gebeurde zomaar.

Der Unfall passierte an der Ecke.

Het ongeluk gebeurde bij de hoek.

Ich war sehr jung, als das passierte.

Ik was heel jong toen dat gebeurde.

Tom drückte auf den Knopf, doch nichts passierte.

Tom drukte op de knop maar er gebeurde niets.

- Was passierte?
- Was ist geschehen?
- Was hat sich zugetragen?

Wat is er gebeurd?

- Dies passierte jeden Herbst.
- Dies geschah jedes Jahr im Herbst.

Dit gebeurde elke herfst.

Vier Menschen befanden sich im Auto, als der Unfall passierte.

- Er waren vier mensen in de auto wanneer het ongeval gebeurde.
- Er zaten vier mensen in de auto toen het ongeluk gebeurde.

Hat ja noch nie geklappt, weil alles Mist ist, was bisher passierte.

Dat is je nog nooit gelukt en tot nu toe ging sowieso alles mis;

- Es passierte zwischen acht und zehn.
- Es geschah zwischen acht und zehn.

Het gebeurde tussen acht en tien uur.

- Was passierte?
- Was ist passiert?
- Was ist geschehen?
- Was hat sich zugetragen?

- Wat is er gebeurd?
- Wat is er?

- Was passierte?
- Was ist passiert?
- Was ist geschehen?
- Was war los?
- Was hat sich zugetragen?

Wat is er gebeurd?

- Das ist passiert, bevor ich deinen Brief gekriegt habe.
- Das passierte, bevor ich euren Brief bekam.

Dit gebeurde voor de ontvangst van je brief.

Ich bat die Schüler ihren Geräuschpegel etwas runterzufahren. Es war, als wenn ich gegen eine Wand redete; nichts passierte.

Ik vroeg de student om stil te zijn. Het was alsof ik tegen een muur praatte, er gebeurde niets.

- Vier Menschen befanden sich im Auto, als der Unfall passierte.
- Vier Leute befanden sich in dem Wagen, als sich der Unfall ereignete.

Er waren vier mensen in de auto wanneer het ongeval gebeurde.

- Das ist passiert, bevor ich deinen Brief gekriegt habe.
- Das geschah, bevor ich Ihren Brief erhielt.
- Das passierte, bevor ich euren Brief bekam.

- Dat is gebeurd voordat uw brief aankwam.
- Dit gebeurde voor de ontvangst van je brief.