Examples of using "Nächsten" in a sentence and their dutch translations:
Heb uw naaste lief.
Hou volgende zondag vrij.
Tot de volgende keer.
Ik zal de volgende bus nemen.
Hamilton stierf de volgende dag.
De volgende ochtend was hij weg.
De volgende ochtend was hij weg.
Heb uw naaste lief.
- Ik stap uit op het volgende station.
- Ik stap uit in het volgende station.
- Op het volgende station moet u overstappen.
- U moet op het volgende station overstappen.
De school start de volgende maandag.
We verhuizen volgende maand.
Volgende maand ga ik verhuizen.
Ik verhuis volgende maand.
Waar is het dichtstbijzijnde toilet?
- De volgende zondag begint de zomertijd.
- De volgende zondag begint het zomeruur.
Tom trouwt volgende maand.
Wat doe je de volgende maandag?
Ik zal de volgende bus nemen.
Op het volgende station moet u overstappen.
Stap uit bij de volgende halte.
- Ik stap uit op het volgende station.
- Op de volgende halte stap ik uit.
- Ik stap uit in het volgende station.
Volgende maand zal ze bevallen.
Ik stap uit in het volgende station.
In de volgende lente wil ik naar Hawaï.
Hij kondigde de volgende zanger aan.
Ik zal de volgende bus nemen.
In april wordt hij tien jaar.
Ik zal de volgende vergadering bijwonen.
De volgende maand zal ze bevallen.
Volgende maand vertrek ik naar Australië.
Tom zou in de volgende trein kunnen zitten.
Volgende maand ga ik naar Parijs.
- Kan ik u komende maandag zien?
- Kan ik je komende maandag zien?
Maar nu het volgende onderwerp.
Ik zie je woensdag.
De volgende ochtend was hij weg.
Laten we dat komende maandag doen.
Ze vertrekt zondag naar New York.
De volgende dag... ...kwam er een haai.
Laten we stoppen bij het volgende benzinestation.
- Ik woon kilometers van het dichtst bijzijnde station.
- Ik woon kilometers van het volgende station.
Tot de volgende keer.
- Het concert zal de volgende zomer plaatshebben.
- Het concert vindt de volgende zomer plaats.
We waren erg slaperig de volgende morgen.
De volgende zondag gaan we onze tante bezoeken.
In de volgende lente wil ik naar Hawaï.
We vliegen maandag vanop Narita.
Stopt de trein bij het volgende station?
Ik stap uit op het volgende station.
De president van Frankrijk zal volgende maand Japan bezoeken.
En dan komen we bij het volgende grote verschil.
Hij zal waarschijnlijk winnen bij de volgende verkiezingen.
Volgende zomer wil ik naar Hawaï.
Op de volgende halte stap ik uit.
Stopt u alstublieft op de volgende halte.
- Ik wil volgend voorjaar naar Hawaï.
- In de volgende lente wil ik naar Hawaï.
Toms rijbewijs verloopt volgende maand.
Tom zal de volgende maand niet hier zijn.
Ik zou willen afstappen aan de volgende halte.
- „Wanneer komen jullie?” — „We komen de volgende maand.”
- „Wanneer komt u?” — „We komen de volgende maand.”
De volgende maand gaan wij op vakantie.
De bruiloft zal in het voorjaar plaatsvinden.
Welke planeet staat het dichtst bij de zon?
Stap uit bij de volgende halte.
We gaan volgende maand naar Estland reizen.
Tom gaat komend weekend vogelen.