Translation of "Tot" in Dutch

Tot?

Dood?

- Beide sind tot.
- Sie sind beide tot.

Ze zijn beiden dood.

- Dein Hund ist tot.
- Ihr Hund ist tot.
- Euer Hund ist tot.

Je hond is overleden.

Bist du tot?

Ben je dood?

Spiel nicht tot.

Speel niet dood.

Tom ist tot.

Tom is dood.

Ist Tom tot?

Is Tom doodgegaan?

Sie ist tot.

- Zij is dood.
- Ze is dood.

Beide sind tot.

Ze zijn beiden dood.

Du bist tot!

Jij bent dood!

Ist sie tot?

Is ze dood?

Sie waren tot.

Ze waren dood.

Ist er tot?

Is hij dood?

Bin ich tot?

Ben ik dood?

Hrolf ist tot und alle seine Champions sind auch tot.

Hrolf is dood, en al zijn kampioenen zijn ook dood.

Der Hund war tot.

De hond was dood.

Der Hund ist tot.

De hond is dood.

Meine Eltern sind tot.

Mijn ouders zijn dood.

Der Papagei ist tot.

De papegaai is dood.

Er ist wahrscheinlich tot.

Hij is waarschijnlijk dood.

Dieser Mann ist tot.

Deze man is dood.

Die Spinne ist tot.

De spin is dood.

Plötzlich war er tot.

Plots was hij dood.

Unsere Götter sind tot.

Onze goden zijn dood.

Er muss tot sein.

Hij moet dood zijn.

Sie müssen tot sein.

Zij moeten dood zijn.

Ich bin nicht tot.

Ik ben niet dood.

Tom ist nicht tot.

Tom is niet dood.

Es sind alle tot.

Iedereen is dood.

Vielleicht ist Tom tot.

Misschien is Tom dood.

Das Säugetier ist tot.

Het zoogdier is dood.

Lieber tot als rot.

Liever dood dan rood.

Der Schmetterling ist tot.

De vlinder is dood.

Tom stellte sich tot.

Tom hield zich dood.

Mein Opa ist tot.

Mijn opa is dood.

Ist diese Maus tot?

Is die muis dood?

Ihre Eltern sind tot.

Haar ouders zijn dood.

- Er ist praktisch schon tot.
- Er ist so gut wie tot.

Hij is praktisch dood.

- Toms Eltern sind beide tot.
- Beide Elternteile von Tom sind tot.

Toms ouders zijn allebei dood.

- Glaubst du, dass er tot ist?
- Glaubt ihr, dass er tot ist?
- Glauben Sie, dass er tot ist?

Denken jullie dat hij dood is?

- Ist die Schlange tot oder lebendig?
- Ist die Schlange lebendig oder tot?

Is die slang dood of levend?

Seine beiden Großväter sind tot.

Zijn beide grootvaders zijn dood.

Ich fand ihre Mutter tot.

Ik vond haar moeder dood.

Da lache ich mich tot!

Ik lach me dood om dit!

Seine Großeltern sind beide tot.

Zijn beide grootouders zijn dood.

Sie wollen dich tot sehen.

Ze willen je dood.

Ich dachte, Tom wäre tot.

Ik dacht dat Tom dood was.

Die Katze ist nicht tot.

De kat is niet dood.

Alle glauben, ich wäre tot.

Iedereen denkt dat ik dood ben.

Meine Eltern sind beide tot.

Mijn ouders zijn allebei dood.

Tom ist wahrscheinlich auch tot.

Tom is waarschijnlijk ook dood.

Sie sind wahrscheinlich schon tot.

Zij zijn waarschijnlijk al dood.

Seine Eltern sind beide tot.

Zijn beide ouders zijn dood.