Translation of "Nehme" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Nehme" in a sentence and their dutch translations:

- Ich nehme ihn.
- Ich nehme es.

Ik neem het.

- Ich nehme das Gelbe.
- Ich nehme den Gelben.
- Ich nehme die Gelbe.

Ik neem de gele.

- Ich nehme Geschenke entgegen.
- Ich nehme Geschenke an.

- Ik accepteer geschenken.
- Ik aanvaard geschenken.
- Ik neem geschenken aan.

Ich nehme ab.

- Ik verlies gewicht.
- Ik ben aan het afvallen.

Ich nehme Weißwein.

Ik neem witte wijn.

Ich nehme es.

- Ik neem het.
- Ik neem het wel aan.

Ich nehme das.

- Ik neem dat wel.
- Geef mij dat maar.

Ich nehme ihn.

Ik neem hem.

Ich nehme Tom.

Ik neem Tom.

Ich nehme die.

Geef mij die maar.

Ich nehme Antibiotika.

Ik neem antibiotica.

Ich nehme dieses.

Ik neem dit wel.

Ich nehme Sushi.

Ik neem sushi.

Ich nehme zu.

- Ik word dikker.
- Ik kom bij.
- Mijn gewicht neemt toe.

- Ich nehme Geschenke an.
- Ich nehme die Geschenke an.

Ik accepteer geschenken.

- Ich würde das gelbe nehmen.
- Ich nehme das Gelbe.
- Ich nehme den Gelben.
- Ich nehme die Gelbe.

Ik neem de gele.

Die ich persönlich nehme.

die ik persoonlijk opvat,

Dann nehme ich Hühnchen.

Nou, dan neem ik kip.

Ich nehme den Elfuhrzug.

Ik neem de trein van elf uur.

Ich nehme ein Taxi.

Ik neem een taxi.

Ich nehme dich mit.

Ik neem je mee.

Ich nehme das Gelbe.

Ik neem de gele.

Ich nehme alles zurück.

Ik neem alles terug.

Ich nehme keine Drogen.

Ik gebruik geen drugs.

Ich nehme ein Bad.

Ik ben aan het baden.

Ich nehme ein Duschbad.

- Ik neem een stortbad.
- Ik neem een douche.

Ich nehme Geschenke an.

- Ik accepteer geschenken.
- Ik neem geschenken aan.

Ich nehme den Gelben.

Ik neem de gele.

- Ich nehme an, du bist hungrig.
- Ich nehme an, Sie sind hungrig.
- Ich nehme an, ihr seid hungrig.

Ik neem aan dat je honger hebt.

Okay, ich nehme sie runter.

Die doen we af.

Okay, ich nehme sie ab.

Die doen we af.

Ich nehme das Angebot an.

Ik accepteer het aanbod.

Ich nehme das als Kompliment.

Ik beschouw dat als een compliment.

Ich nehme ein Glas Champagner.

Ik neem een glas champagne.

Ich nehme deine Herausforderung an.

- Ik ga akkoord met jouw uitdaging.
- Ik ga akkoord met uw uitdaging.
- Ik accepteer jouw uitdaging.
- Ik accepteer uw uitdaging.

Ich nehme den Hut ab.

Ik zet mijn hoed af.

Ich nehme den nächsten Bus.

Ik zal de volgende bus nemen.

Ich nehme ein Stück Kuchen.

Ik neem een stuk taart.

Ich nehme ein Glas Weißwein.

Ik neem een glas witte wijn.

Morgen nehme ich mir frei.

Ik ga morgen vrijnemen.

Ich nehme Fritten mit Knoblauch.

Ik neem knoflookfrietjes.

Ich nehme die Herausforderung an!

Ik aanvaard de uitdaging.

- Ich bade.
- Ich bade gerade.
- Ich nehme ein Bad.
- Ich nehme jetzt ein Bad.

- Ik zit in bad.
- Ik ben een bad aan het nemen.
- Ik zit nu in bad.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.

- Ich nehme beinahe jeden Tag ein Bad.
- Ich nehme fast jeden Tag ein Bad.

Ik neem bijna elke dag een bad.

- Ich nehme es an.
- Das nehme ich an.
- Das vermute ich.
- Ich vermute es.

Dat is wat ik veronderstel.

Oder ich nehme die normale Taschenlampe

Of ik gebruik een normale zaklamp...

Ich nehme ein paar Tage Urlaub.

Ik neem een paar dagen vrij.

Ich nehme Ihnen das nicht übel.

- Ik voelde mij er niet door gekrenkt.
- Het stoorde mij niet.

- Ich dusche.
- Ich nehme ein Duschbad.

- Ik neem een stortbad.
- Ik neem een douche.

Welchen Zug nehme ich zur Innenstadt?

Met welke trein kom ik in het centrum?

Ich nehme an einem Tanzkurs teil.

Ik volg een danscursus.

Ich nehme den 10.30 Uhr-Zug.

Ik neem de trein van tien uur dertig.

Ich glaube ich nehme wieder zu.

Ik denk dat ik zwaarder word.

Ich nehme mir morgen Nachmittag frei.

Ik neem morgenmiddag vrij.

Die Wette nehme ich nicht an!

Ik zou die weddenschap niet aannemen.

Ich nehme deinen Rat dankend an.

Ik aanvaard je raad met dank.

Ich nehme es dir nicht übel.

Ik neem het je niet kwalijk.

- Ich nehme an, du weißt, wer Tom ist.
- Ich nehme an, Sie wissen, wer Tom ist.
- Ich nehme an, ihr wisst, wer Tom ist.

- Ik neem aan dat je weet wie Tom is.
- Ik neem aan dat u weet wie Tom is.
- Ik neem aan dat jullie weten wie Tom is.

Ich nehme etwas Wasser aus der Feldflasche.

Ik pak wat water uit mijn fles.

Ich nehme etwas Milch in meinen Kaffee.

Ik deed wat melk in mijn koffie.

Ich nehme ein Müsli und einen Orangensaft.

- Ik neem wel wat ontbijtgranen en sinaasappelsap.
- Ik neem wel wat ontbijtgranen en jus d'orange.
- Ik neem wel wat ontbijtgranen en jus.
- Ik neem wat muesli en sinaasappelsap.

Ich nehme fast jeden Tag ein Bad.

Ik neem bijna elke dag een bad.

Ich nehme mir ein paar Tage frei.

Ik neem een paar dagen vrij.

Ich nehme mir Ihren Rat zu Herzen.

Ik neem uw raad ter harte.

Ich nehme beinahe jeden Tag ein Bad.

Ik neem bijna elke dag een bad.

- Ich nehme an, du hast das bereits Korrektur gelesen.
- Ich nehme an, ihr habt das bereits Korrektur gelesen.
- Ich nehme an, Sie haben das bereits Korrektur gelesen.

- Ik neem aan dat je dat al hebt proefgelezen.
- Ik neem aan dat u dat al hebt proefgelezen.

Ich nehme dieses Tuch und pinkle einfach darauf.

Als ik deze buff gebruik... ...en erop plas.

- Ich bade gerade.
- Ich nehme jetzt ein Bad.

- Ik zit nu in bad.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.

Im Sommer nehme ich jeden Morgen ein Bad.

In de zomer baad ik elke ochtend.

Ich nehme den Schirm mit, wenn ich ausgehe.

Als ik uitga, neem ik een paraplu mee.