Examples of using "Lotto" in a sentence and their dutch translations:
Ik won de lotto.
- Hij won de loterij.
- Hij heeft de loterij gewonnen.
Tom won de loterij.
Een geschikte man vinden is moeilijker dan de lotto winnen.
Ik won de lotto.
Als jullie de loterij zouden winnen, wat zouden jullie dan kopen voor dat geld?