Examples of using "Knoblauch" in a sentence and their dutch translations:
- Ik hou van knoflook.
- Ik hou van knoflook!
- Ik ben gek van knoflook.
Ik hou van knoflook.
Tom plette de knoflook.
Heb je knoflook gegeten?
Kun je de knoflook proeven?
Ik haat de geur van knoflook.
De soep smaak naar look.
Ik neem knoflookfrietjes.
Knoflook is goed voor de gezondheid.
Look en ui zijn goede middelen tegen een verkoudheid.
Er zijn veel groenten in mijn tuin: sla, ui, knoflook, etc.
Iemand die iedere dag knoflook eet, kan heel oud worden - en zeer eenzaam.
Als de moeder naar uien ruikt en de vader naar knoflook, dan kan de dochter niet naar rozen ruiken.