Examples of using "Fritten" in a sentence and their dutch translations:
Ik neem knoflookfrietjes.
- Tom bood Maria en Jan wat friet aan.
- Tomo gaf Manjo en Johano een paar frietjes.
Frieten, ook friet of patat genoemd, zijn gebakken vingervormige stukjes aardappel. Ze komen oorspronkelijk uit België en worden nu over de hele wereld gegeten als bijgerecht of als tussendoortje.