Examples of using "Hammer" in a sentence and their dutch translations:
Tom had een hamer nodig.
Ik heb een hamer nodig.
Leg die hamer neer.
Waar is de hamer?
Van steen naar hamer, van mens naar mummie,
Waar kan ik een hamer kopen?
Kun je me de hamer aanreiken?
Ik heb een hamer nodig om de tafel te repareren.
Een afdelingsleider zit altijd tussen hamer en aambeeld.
Ik bewaar mijn hamer in de gereedschapskist.
Ze sloeg hem met een hamer.
Voor iemand die alleen een hamer in z'n gereedschapskist heeft, ziet elk probleem eruit als een spijker.
Voor iemand die alleen een hamer in z'n gereedschapskist heeft, ziet elk probleem eruit als een spijker.
- "Ik zie", zei de blinde man, toen hij zijn hamer opraapte en zag.
- "Ik zie", zei de blinde man, toen hij zijn hamer en zaag opraapte.