Examples of using "Mensch" in a sentence and their dutch translations:
Aanschouw de mens.
Beter een mens zonder geld, dan geld zonder een mens.
Tom is een afhankelijk persoon.
Een mens moet werken.
De mens is sterfelijk.
Niemand wist dat.
- Iedere persoon is uniek.
- Ieder mens is uniek.
Ieder mens is sterfelijk.
- Hij is een mens.
- Hij is menselijk.
Zijn mensen sterfelijk?
Ieder mens moet sterven.
Ben je een mens?
Ik ben een mens.
- De mens is afkomstig uit Afrika.
- De mens komt oorspronkelijk uit Afrika.
De mens wikt, God beschikt.
Bob is een aardig persoon.
Hij is een vriendelijk persoon.
Hij is een agressief mens.
Hij is een liefdevol persoon.
Hij is een vreemd persoon.
Een kat is geen mens.
De mens wikt, God beschikt.
Hij is een onbeleefd persoon.
Zij is een egoïstisch persoon.
Hij is een goed mens.
Die man heeft mijn portemonnee gestolen.
Ieder mens is een wereld.
Ik ben een goed mens.
Tom is een vriendelijk persoon.
Hij is een mens zonder scrupules.
Iedereen is een kunstenaar.
Ik ben een realistisch mens.
Zij is een hulpvaardige persoon.
Ze is een betrouwbaar mens.
Ik ben een eerlijk mens.
Hij is een betrouwbaar persoon.
Zij is een stil persoon.
Tom is een goede vent.
Vader is een goed mens.
De mens is een primaat.
Hij is een aardig persoon.
- Ik ben een nieuwsgierig mens.
- Ik ben een weetgierig mens.
Tom was een goed mens.
Hij is een betrouwbaar persoon.
Een hond loopt sneller dan een mens.
Van steen naar hamer, van mens naar mummie,
Het is mogelijk. De mens kan het.
De mens is een sociaal dier.
Meneer White is een verstandige mens.
De mens behoort tot de zoogdieren.
Een mens zoekt altijd antwoorden.
Ik wil een beter persoon zijn.
Hoeveel chromosomen heeft een mens?
Een goed mens is overal welkom.
De mens stamt af van apen.
Mijn moeder was een wonderbare vrouw.
Tom is een man van vele talenten.
- Ik ben bijna een ander persoon.
- Ik ben haast iemand anders.
- Ik ben bijna een ander mens.
De bakker is een goede mens.