Translation of "Erklären" in Dutch

- Lass mich erklären.
- Lassen Sie mich erklären.

Laat me het uitleggen.

Erklären Sie sich.

Leg uit.

- Kannst du deine Antwort erklären?
- Könnt ihr eure Antwort erklären?
- Können Sie Ihre Antwort erklären?

Kunt u uw antwoord toelichten?

- Soll ich es dir erklären?
- Soll ich es euch erklären?
- Soll ich es Ihnen erklären?

Moet ik u dit uitleggen?

- Können Sie mir etwas erklären?
- Kannst du mir etwas erklären?

Kan je me iets uitleggen?

Ich werde alles erklären.

Ik zal alles verklaren.

Ich kann alles erklären.

Ik kan alles uitleggen.

- Ich kann es auch nicht erklären.
- Ich kann das auch nicht erklären.

- Ik kan het ook niet verklaren.
- Ik kan het ook niet uitleggen.

Ich möchte das näher erklären:

Laat het me uitleggen.

Ich werde es dir erklären.

Dat zal ik je uitleggen.

Wie soll man es erklären?

Hoe kan ik het uitleggen?

Tom hat einiges zu erklären.

Tom moet dingen uitleggen.

Ich kann das nicht erklären.

Ik kan het niet uitleggen.

Ich werde es ihm erklären.

Ik zal het aan hem uitleggen.

Ich kann es nicht erklären.

Ik kan het niet uitleggen.

Ich muss Tom das erklären.

Ik moet dat uitleggen aan Tom.

Ich kann es alles erklären.

Ik kan alles uitleggen.

Das kann ich nicht erklären.

Ik kan dit niet uitleggen.

Liebling, ich kann es dir erklären!

Schat, ik kan het uitleggen.

Ich kann jetzt nicht alles erklären.

Ik kan nu niet alles uitleggen.

Kannst du mir den Weg erklären?

Kan je me de weg wijzen?

Ich kann das auch nicht erklären.

- Ik kan het ook niet verklaren.
- Ik kan het ook niet uitleggen.

Ich kann es auch nicht erklären.

Ik kan het ook niet verklaren.

Ich muss ein paar Dinge erklären.

Ik moet een paar dingen uitleggen.

Es ist sehr schwierig zu erklären.

Het is heel moeilijk uit te leggen.

Könntest du mir mal was erklären?

Kan je me iets uitleggen?

Du musst mir dein Verhalten erklären.

Jij moet mij je gedrag verklaren.

- Es würde ewig dauern, alles zu erklären.
- Um alles zu erklären würde ich ewig brauchen.

- Ik heb een eeuwigheid nodig om alles uit te leggen.
- Ik zou een eeuwigheid bezig zijn om alles uit te leggen.

- Könntest du mir das erläutern?
- Könntest du ihn mir erklären?
- Könntest du sie mir erklären?

Kun je me dat uitleggen?

Vielleicht konnten wir so, den Mond erklären.

Misschien kon dit de Maan verklaren.

Er bat sie, ihre Ausgaben zu erklären.

Hij vroeg haar uit te leggen hoe ze het geld had gebruikt.

Ich habe vergessen, Tom alles zu erklären.

Ik ben vergeten Tom alles uit te leggen.

Ich weiß nicht, wie ich es erklären soll.

- Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.
- Ik weet niet hoe het te verklaren.

Es ist mir unmöglich, es dir zu erklären.

- Ik kan het je onmogelijk uitleggen.
- Het is me onmogelijk het je uit te leggen.

Kannst du mir die Bedeutung dieses Satzes erklären?

Kun je me de betekenis van deze zin uitleggen?

Meine Liebe zu dir ist schwer zu erklären.

Mijn liefde voor u is moeilijk te verklaren.

Man soll Frauen nichts erklären; man soll handeln.

Aan vrouwen moet je niets uitleggen. Je moet doen.

Ich bräuchte eine Ewigkeit, um alles zu erklären.

Ik heb een eeuwigheid nodig om alles uit te leggen.

Ich habe keine Zeit, das im Einzelnen zu erklären.

Ik heb geen tijd om dat in detail uit te leggen.

Ha, das überrascht mich. Das musst du mir erklären!

Ha, dat verrast me. Dat moet je me uitleggen.

Wer ist in der Lage, mir dies zu erklären?

Wie kan mij dit uitleggen?

Die Soults spätere Zurückhaltung erklären könnte , von vorne zu führen.

Soult's latere onwil om vanaf het front te leiden zou kunnen verklaren.

Wenn Sie mir erlauben, zu sprechen, kann ich alles erklären.

Als je me laat spreken, dan kan ik alles uitleggen.

Er bat sie zu erklären, wie sie das Geld nutzte.

Hij vroeg haar uit te leggen hoe ze het geld had gebruikt.

Mann bist du doof! Ich muss dir echt alles erklären!

- Man, wat ben je dom! Ik moet je alles uitleggen!
- God, wat een idioot ben je toch! Ik moet je alles uitleggen.

- Ich schulde Ihnen eine Erklärung.
- Ich muss Ihnen etwas erklären.

Ik moet jullie iets uitleggen.

- Erklären Sie es noch einmal, Jerry.
- Erkläre es noch einmal, Jerry.

Leg het nog eens uit, Jerry.

Heimat ist dort, wo ich nicht erklären muss, wer ich bin.

Thuis is daar waar ik niet hoef uit te leggen wie ik ben.

- Bitte erklär mir die Regel.
- Bitte erklären Sie mir die Regel.

Leg me de regel uit, alsjeblieft.

Ich bin sicher, dass Tom es dir letzten Endes erklären wird.

Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.

Ich würde es dir gerne erklären, aber ich verstehe es selbst nicht.

Ik zou het je graag willen uitleggen, maar ik begrijp het zelf niet.

Machen Sie sich keine Sorgen. Ich werde erklären, was jeder Satz bedeutet.

Maak je maar geen zorgen. Ik ga verklaren wat iedere zin betekent.

Können Sie mir erklären, warum es in beinahe jedem Dorf zwei Kirchen gibt?

Kunt u me uitleggen waarom er in bijna elk dorp twee kerken zijn?

Das würde zu lange dauern, dir zu erklären, warum das nicht funktionieren wird.

Het zou me te veel tijd kosten om je uit te leggen waarom dat niet gaat werken.

Würde es dir etwas ausmachen, mir das noch einmal etwas genauer zu erklären?

Zou je dat nog eens wat meer gedetailleerd willen uitleggen?

- Erkläre es mir.
- Erkläre mir das!
- Erklärt mir das!
- Erklären Sie mir das!

Leg het mij uit.

Ich bin so blöd... ich versuche, dir Dinge zu erklären, die ich selbst nicht verstehe.

Ik ben zo stom... Ik probeer je dingen uit te leggen die ik zelf niet begrijp.

- Könnten Sie mir sagen, wie man diese Waschmaschine benutzt?
- Könntest du mir erklären, wie man diese Waschmaschine benutzt?

Kunt u mij vertellen hoe deze wasmachine gebruikt moet worden?

"Ich habe es schrecklich eilig ... aus Gründen, die ich nicht erklären kann", antwortete Dima der Frau. "Bitte lassen Sie mich einfach diesen Anzug hier anprobieren."

"Ik heb verschrikkelijke haast... om redenen die ik niet kan noemen," antwoordde Dima de vrouw. "Laat me alstublieft gewoon dat pak daar passen."

- Glaubst du, Tom wird dem zustimmen?
- Glaubst du, Tom wird sich damit einverstanden erklären?
- Glaubt ihr, Tom wird dem zustimmen?
- Glauben Sie, dass Tom dem zustimmen wird?

Vind je dat Tom hiermee akkoord zal gaan?