Examples of using "Antwort" in a sentence and their dutch translations:
- Uw antwoord is fout.
- Je antwoord is fout.
- Jullie antwoord is fout.
Dit antwoord maakte hem woedend.
Jouw antwoord is juist.
Is mijn antwoord juist?
Weet je het antwoord?
Mijn antwoord volstaat.
Klopt dit antwoord?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Hij antwoordde op een onbeschofte manier.
Ik heb geen antwoord ontvangen.
Bedankt voor uw snelle antwoord.
- Jouw antwoord is onzin.
- Jouw antwoord slaat nergens op.
Weet je het antwoord?
- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is goed.
Het antwoord maakte mij boos.
- Het antwoord was gemakkelijk.
- Het antwoord was makkelijk.
Het antwoord was ja.
- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
Weet je het antwoord?
Geef me antwoord.
Het antwoord is 42.
- Uw antwoord is fout.
- Jullie antwoord is fout.
Wat is uw antwoord?
Bedankt voor uw antwoord.
Het antwoord was gemakkelijk.
Zijn antwoord was negatief.
- Zijn antwoord was negatief.
- Zijn antwoord was ontkennend.
Wij hebben een antwoord nodig.
Ik weiger antwoord te geven.
Je antwoord is fout.
Tom gaf geen antwoord.
Is mijn antwoord juist?
Dit is het antwoord.
Jouw antwoord is goed.
Uw antwoord is fout.
Geef me een precies antwoord.
Er moet een antwoord zijn. Op alles is er een antwoord.
Geef me een definitief antwoord.
Wie zwijgt, stemt toe.
- Ik denk dat jouw antwoord correct is.
- Ik denk dat je antwoord juist is.
Oké, heb je geantwoord?
Vergelijk jouw antwoord met dat van Tom.
Zij weet wellicht het antwoord.
Is het antwoord niet eenvoudig?
Misschien wist zij het antwoord.
Zijn domme antwoord verbaasde iedereen.
Zeg hem het antwoord niet.
Hoe luidt het juiste antwoord?
- Hij heeft verkeerd geantwoord.
- Hij antwoordde verkeerd.
- Hij gaf een verkeerd antwoord.
- Hij heeft een verkeerd antwoord gegeven.
- Ze gaf een vaag antwoord.
- Hij gaf een vaag antwoord.
In afwachting van uw spoedig antwoord...
- Jouw antwoord is nonsens.
- Jouw antwoord is onzin.
Hij gaf een onbeleefd antwoord.
Het was een goed antwoord.
Geef antwoord!
Wie zwijgt, stemt toe.
Hij wou onmiddellijk een antwoord.
Het antwoord maakte mij boos.
Ik heb geen antwoord ontvangen.