Translation of "Enkel" in Dutch

0.122 sec.

Examples of using "Enkel" in a sentence and their dutch translations:

Wo sind deine Enkel?

Waar zijn je kleinkinderen?

Tom ist Marys Enkel.

Tom is Maria's kleinzoon.

Wie viele Enkel hat er?

- Hoeveel kleinkinderen heeft hij?
- ¿Cuántos nietos tiene él?

Rette die Wälder für deine Enkel!

Red het bos voor je kleinkinderen!

Mein Enkel ist noch ein Baby.

Mijn kleinkind is nog een baby.

Sein Enkel wohnt in den Niederlanden.

Zijn kleinkind woont in Nederland.

Mein Enkel ist der Sohn meines Sohnes.

Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon.

- Wo ist dein Enkel?
- Wo ist dein Enkelsohn?

- Waar is je kleinzoon?
- Waar is jouw kleinzoon?

Weihnachten ist immer ein schönes Fest für die Enkel.

Kerstmis is altijd een mooi feest voor kleinkinderen.

Lasst eure Alten die Stimmen ihrer Enkel übers Telefon hören.

Laat grootouders de stemmen van hun kleinkinderen horen via de telefoon.

- Wo sind deine Enkel?
- Wo sind Ihre Enkelkinder?
- Wo sind eure Enkelkinder?

- Waar zijn je kleinkinderen?
- Waar zijn jouw kleinkinderen?

Wenn du erfahren willst, was das Wort „Blogosphäre“ bedeutet, frage nicht mich; frage deinen Enkel!

Als je wil te weten komen wat het woord "blogosfeer" betekent, moet je dat niet aan mij vragen; vraag het aan je kleinzoon!