Examples of using "Ankommen" in a sentence and their dutch translations:
- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.
- Hij kan elk moment aankomen.
- Morgen komt hij in Parijs aan.
- Morgen komt hij aan in Parijs.
De brief zal morgen aankomen.
Morgen zal ik op tijd komen.
- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.
- Hij kan elk moment aankomen.
Hoe laat denk je dat je ongeveer aankomt?
Veel verjaardagskaarten zullen binnenkort arriveren.
Ik zal een beetje laat aankomen.
- De trein is in aantocht.
- De trein zal binnen enkele ogenblikken arriveren.
Ze zullen wellicht volgende week aankomen.
Ik kom op 23 mei.
Laten we hopen dat we op tijd aankomen.
- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.
Hoe laat denk je dat je ongeveer aankomt?
Hij riep haar bluf af.
- Morgen komt hij in Parijs aan.
- Morgen komt hij aan in Parijs.
Ze zouden er nu wel moeten zijn.
Ik weet niet zeker wanneer hij zal aankomen.
- Het schip uit New York zal daar vlug zijn.
- Het schip uit New York arriveert binnenkort.
We zullen waarschijnlijk om 12 uur op het station van Tokyo aankomen.
Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.
Ik wil niet beneden zitten zonder terugweg.
Zij pakken een derde van de schildpadden die de zee bereiken.
Ze zal aankomen in Tokio begin volgende maand.
Tom kan niet met zekerheid zeggen wanneer Maria zal aankomen.
Het schip uit New York arriveert binnenkort.
Hoe laat komen we aan in Akita, als we de trein van 9 uur 30 nemen?
Tom zal waarschijnlijk voor twee uur dertig aankomen.