Translation of "Ankommen" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Ankommen" in a sentence and their dutch translations:

- Er kann jeden Moment ankommen.
- Er kann jeden Augenblick ankommen.

- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.
- Hij kan elk moment aankomen.

- Er wird morgen in Paris ankommen.
- Morgen wird er in Paris ankommen.

- Morgen komt hij in Parijs aan.
- Morgen komt hij aan in Parijs.

Der Brief wird morgen ankommen.

De brief zal morgen aankomen.

Morgen werde ich pünktlich ankommen.

Morgen zal ik op tijd komen.

Er kann jeden Moment ankommen.

- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.
- Hij kan elk moment aankomen.

- Wann, denkst du, wirst du vermutlich ankommen?
- Wann, denkt ihr, werdet ihr vermutlich ankommen?

Hoe laat denk je dat je ongeveer aankomt?

Viele Geburtstagskarten werden in Kürze ankommen.

Veel verjaardagskaarten zullen binnenkort arriveren.

Ich werde ein bisschen später ankommen.

Ik zal een beetje laat aankomen.

Der Zug wird jeden Augenblick ankommen.

- De trein is in aantocht.
- De trein zal binnen enkele ogenblikken arriveren.

Sie werden vielleicht nächste Woche ankommen.

Ze zullen wellicht volgende week aankomen.

Ich werde am 23. Mai ankommen.

Ik kom op 23 mei.

Hoffen wir, dass wir rechtzeitig ankommen!

Laten we hopen dat we op tijd aankomen.

- Er kann jeden Moment ankommen.
- Er kann jeden Augenblick ankommen.
- Er könnte jeden Moment kommen.

- Hij kan ieder moment komen.
- Hij kan ieder moment aankomen.

Wann, denkst du, wirst du vermutlich ankommen?

Hoe laat denk je dat je ongeveer aankomt?

Er ließ es auf ihre Drohung ankommen.

Hij riep haar bluf af.

- Er wird morgen in Paris ankommen.
- Morgen wird er in Paris ankommen.
- Er kommt morgen in Paris an.

- Morgen komt hij in Parijs aan.
- Morgen komt hij aan in Parijs.

Sie hätten zu dieser Zeit dort ankommen sollen.

Ze zouden er nu wel moeten zijn.

Ich weiß nicht sicher, wann er ankommen wird.

Ik weet niet zeker wanneer hij zal aankomen.

Das Schiff aus New York wird bald ankommen.

- Het schip uit New York zal daar vlug zijn.
- Het schip uit New York arriveert binnenkort.

Wir werden wahrscheinlich gegen Mittag am Tokyoer Bahnhof ankommen.

We zullen waarschijnlijk om 12 uur op het station van Tokyo aankomen.

- Du wirst dort rechtzeitig ankommen, sofern du nicht den Zug verpasst.
- Sie werden dort rechtzeitig ankommen, sofern Sie nicht den Zug verpassen.
- Ihr werdet dort rechtzeitig ankommen, sofern ihr nicht den Zug verpasst.

Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.

Ich will nicht unten ankommen und keinen Ausweg mehr haben.

Ik wil niet beneden zitten zonder terugweg.

Sie fressen ein Drittel der Schlüpflinge, die im Meer ankommen.

Zij pakken een derde van de schildpadden die de zee bereiken.

Sie wird zu Beginn des nächsten Monats in Tokyo ankommen.

Ze zal aankomen in Tokio begin volgende maand.

Tom kann nicht mit Sicherheit sagen, wann Mary ankommen wird.

Tom kan niet met zekerheid zeggen wanneer Maria zal aankomen.

- Das Schiff aus New York wird bald ankommen.
- Das Schiff aus New York wird in Kürze eintreffen.

Het schip uit New York arriveert binnenkort.

Um wie viel Uhr werden wir in Akita ankommen, wenn wir den Zug um 9:30 Uhr nehmen?

Hoe laat komen we aan in Akita, als we de trein van 9 uur 30 nemen?

- Tom wird wahrscheinlich vor halb drei ankommen.
- Tom wird vermutlich vor zwei Uhr dreißig kommen.
- Tom wird voraussichtlich vor 2.30 Uhr kommen.

Tom zal waarschijnlijk voor twee uur dertig aankomen.