Examples of using "Test" in a sentence and their dutch translations:
- Ik vond de test lastig.
- Ik vond de test moeilijk.
We hebben morgen een tentamen.
- Wanneer was uw laatste gehoortest?
- Wanneer was je laatste gehoortest?
Een DNA-test toonde aan dat hij onschuldig was.
We spraken over de test van gisteren.
Ben je eindelijk geslaagd voor je test?
- Wil je getest worden op hiv?
- Wilt u getest worden op hiv?
Ik moet studeren voor een biologietoets.
Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.
De volgende personen werden aan de test onderworpen.
Alle studenten nemen deel aan een rijexamen.
Ondanks alle moeite is hij niet geslaagd in de proef.
- Bent u ooit getest op tuberculose?
- Ben je ooit getest op tuberculose?
Je hebt een heel goede toelatingsproef afgelegd.
"Weet je, er is iets mis met je toelatingsproef.
Hij stelde enige vragen over het wiskundeproefwerk.
Dit is een test of je alles wel goed hebt begrepen.
Eind deze week is er een test."
Dit soort talen past niet netjes in een identificatietest met kleurstaaltjes.
De rekentoets was erg lastig, waardoor bijna de hele klas er onvoldoende op scoorde.
Hij werd getest op hiv.