Examples of using "Demain" in a sentence and their dutch translations:
Vertrek morgen.
Kom morgen maar eens terug.
Tot morgen.
- Tot morgen.
- Tot morgen!
Morgen?
Morgen vertrekken we.
- Tot morgen.
- Tot morgen!
Morgen gaat het regenen.
Heb me morgen lief!
Bel me morgen.
Morgen vertrekken we.
Neem morgen contact met mij op.
Kom je morgen?
Vraag het me morgen.
Doe het morgen.
Rauf komt morgen.
- We gaan morgen.
- Morgen vertrekken we.
- We werken morgen.
- Wij werken morgen.
Ze komen morgen terug.
Morgen gaat het sneeuwen.
- Tot morgen.
- Tot morgen!
- We zien elkaar morgen.
Tot morgen.
Tot morgen.
Kom morgen.
Kom morgen ook!
Ik zal het morgen proberen.
- We gaan morgen vertrekken.
- We gaan morgen.
Morgen gaat het regenen.
Ik zal je morgen bellen.
Morgen gaat het sneeuwen.
Ik vertrek morgen.
Kan je morgen komen?
Kan je morgen komen?
Morgen heb ik een tentamen.
We zien elkaar morgen.
Ga je morgen vertrekken?
Ga je morgen vertrekken?
Morgen ben ik jarig.
Wacht tot morgenochtend.
Tot morgenochtend!
- Ik breng het u morgen.
- Ik zal het je morgen brengen.
Morgen ben ik er niet.
We zien elkaar morgen.
Morgen gaat het sneeuwen.
Kan je morgen komen?
Tot overmorgen.
De begrafenis is morgen.
Morgen wordt het heet.
Ik zal hem morgen zien.
En de dag daarna?
Morgen gaat het sneeuwen.
Bel me morgen.
Morgen is het zondag.
Bel haar morgen op.
- Kom morgenochtend.
- Kom morgenvroeg.
Morgen gaan we weg.
Bel me morgen.
Kom overmorgen.
Morgen is het Kerstmis.
Ik kom morgen terug.
Ik heb morgen les.
Kom je morgen terug?
Hij komt morgen terug.
Wacht u tot morgen.
Doe het morgen.
De begrafenis is morgen.
Tot overmorgen!
Ik zal hem morgen helpen.
Ik begin morgen.
- We werken morgen.
- Wij werken morgen.