Examples of using "Résident" in a sentence and their dutch translations:
- Ze wonen vlakbij.
- Ze wonen in de buurt.
- Ze wonen dichtbij.
Ze wonen in de buurt.
Ze wonen aan de overkant van de rivier.
Niet iedereen die hier woont, is rijk.
- Ze wonen vlakbij.
- Ze wonen in de buurt.
- Ze wonen vlakbij.
- Ze wonen in de buurt.
- Ze wonen dichtbij.
De mensen die hier wonen zijn onze vrienden.